November 2021

Vrijdag, 19 november 2021

dscf6815
20211009_154804

We beginnen dit verslag met het betreden van het kampement na de gebruikelijke foerage rituelen. Het eerste wat we Oehoeboeroe zagen doen was het reinigen van de Ketel. Door de Corona-pandemie waren er de afgelopen jaren maar weinig bezoekers geweest. Als een drukke juffrouw Mier veegde hij met een bezempje de Ketel schoon. Tut tut tut, alles moest schoon. Dat later een stel zwijnen met hun baggerpoten binnen kwamen denderen deed niets af aan zijn nobel streven. Voorlopig was het interieur proper en rook het naar limoenen. Het was nog net niet dat Oehoeboeroe als een blote nimf met bloemetjes omringt door de Ketel zwafde, zwaffelde, zweefde. De ketel stond er even later dan ook spic en span bij. Zelfs de spinnen hadden schone snuitjes. De rest van de middag stond het kampvuur centraal. Het weer liet dit toe dus hadden we geen andere keus. Het was weer een ouderwets centraal kampvuur waar oude verhalen werden opgedist al dan niet voorzien van een frisse update. Pas laat durfden we het o zo schone Ketel te betreden. Helaas moest Oehoeboeroe de Wijze Uil zich terug trekken wegens enkele lichamelijke ongemakken. Het gevolg van een vervelende operatie. Allen toonden en hadden begrip voor de situatie. Daarom niet te beroerd om dit weekend Uil in het zonnetje te zetten, op ons manier natuurlijk. Dat deden we middels een spreekwoord waarin een uil de hoofdrol speelde: ‘Elk meent een uil een valk te zijn’. Of eigenlijk: elke uil meent dat zijn jong een valk is. De gedachte ligt hier aan ten grondslag, dat de valk superieur is aan de uil. Hierin uitkomende, dat een valk voor scherpzinnig wordt gehouden en een uil voor dom (wat een uilskuiken). De figuurlijke betekenis van de uitdrukking is, dat ieder meent, dat zijn eigendommen e.d. de beste zijn. Zo gebruikt men ze bijv. ook t.o.v. een vader, die zijn zoon, al moge deze nog zo dom zijn, een knappe bol vindt. Alle gekheid op een stokkie, had natuurlijk niets met Uil persoonlijk te maken maar toch een leuk spreekwoord. Beste Oehoeboeroe, Wijze Uil, bedankt voor je prettige aanwezigheid al die jaren en het ga je goed. Na deze bewieroking van Uil sloten we de dag af door in de slaapzakken te kruipen. Even doorlezen jongens, daarna gaan we samen verder revalideren.’

Zaterdag, 20 November 2021

dscf6822
dscf6838

Batman en Vliegend Hert waren traditiegetrouw de eersten die uit de coma ontwaakten en een suïcidaal ontbijtje in elkaar flansten. Hun dauwtrap route ging over de brug een stuk stroomafwaarts van de Hase. Maar eerst moest de nieuwe brug nog even worden besnuffeld. Deze had een flinke opknapbeurt ondergaan. De financiële injectie was waarschijnlijk het gevolg van de Fahrad die in Duitsland flink aan populariteit toenam. Het beeld van de in de auto vastgemetselde, obese, knellend in een wit overhemd, kettingrokende Wolfgang leek van het straatbeeld te zijn verdwenen. Om plaats te maken voor een slank, geaffecteerd pratende, bont geklede, fietsende variant. Blijkbaar maakte de Dörgener Brücke een belangrijk onderdeel uit van een fietsroute. De hele dag hoorden we de varianten passeren. Stroomafwaarts liet een Kardinaalmuts-struik zien dat niet alles in November grauw hoefde te zijn. Daarentegen gaf zo’n grauwe uitstraling de natuur iets mystiek. Grauw, doodstil met in de verte de roep van een Buizerd. Daar werd je weer zwijn van. In deze ambiance besloten we de dode arm van binnen uit eens nader te observeren. Een beverrat liet zich tijdens zijn nijverige sloopwerkzaamheden nader bekijken. Zijn knaagresultaten deden niet onder als die van de bever. Op zo’n vroege zaterdagmorgen had zo’n dooie arm van de Hase iets paradijselijks. Een zwam in erectie deed zijn stinkende best het paradijs van passende odeur te voorzien. Meerkoetjes deden hun best meer koetje te zijn. Echtpaar Zwaan liet statig zien echt een paar te zijn. Menselijke activiteiten verstoorden echter de symbiose. De eeuwige jachtkansels, maar erger, vissers die zich gemakkelijk hadden gemaakt. Die vonden de natuur prachtig maar lieten na een middagje vissen allerlei rotzooi achter. Ökoschweine. We hadden in het verleden hertenschedels gevonden waarvan de onderkaak verstrikt zat in een vislijn. Een vreselijke kwelling moest dat geweest zijn. Terug in de Ketel hadden de overige leden zich achter de ontbijttafel geschoven. We maakten ons op voor de Expeditie. We gingen naar de uitkijktoren achter de Mittelradde. Onderweg zagen we boeren druk doende de maisoogst binnen halen. Met die enorme machines en kolossale schuren heten ze tegenwoordig agro-industriëlen.

Waren de opa’s van de huidige agro-industriëlen solidair met onze opa’s? Je zou dat wel verwachten, want onze opa’s hadden immers ook recht op hun boer-zijn. Maar niets is minder waar. De opa’s van de huidige agro-ondernemers zeiden tegen mijn opa: ‘Bernard, je hebt de tekenen des tijds niet verstaan, en daarom moet je er nu gewoon mee ophouden. Wij kopen je land.’ Mijn opa vroeg nog of hij dan 120 procent van de waarde van zijn grond kreeg, maar daar moest men hard om lachen. ‘Je staat met je rug tegen de muur, Bernard. Daarom geven we je 70 procent van de waarde van je grond. En daarna mag je als dagloner voor ons komen werken. En we betalen je zo weinig dat je je dochters naar ‘het veen’ moet sturen om nog rond te komen.’ Tja, de opa’s van onze huidige agro-industriëlen wisten wel wat ondernemen was. Ik heb er nu ook wel vrede mee (mijn oma kreeg die nooit), behalve dan wanneer de kleinzonen en -dochters van deze ondernemers nu ineens heel veel compensatie eisen, nu zij op hun beurt de tekenen des tijds niet hebben verstaan.

dscf6863
dscf6871

De Mittelradde was een zijrivier van de Hase. Op deze plaats hielden we menig zomerkamp van de Scouting toen nog Verkenners geheten. Toen bestond de mond van de Mittelradde uit een ijzeren stuw waar vanaf gedoken kon worden. De stuw had plaats gemaakt voor een andere variant, enorme keien. Veel natuurlijker, veel mooier. De brug over de Mittelradde was nog authentiek. De oude dame kon je heel wat verhalen vertellen. Decennia lang waren daar groepsfoto’s gemaakt. De meesten van de enorme populieren langs het pad bij de brug hadden de strijd tegen Vadertje Tijd verloren. Hun tijd opgeheven, voor eeuwig uiteengevallen. Eentje lag dwars over de riviermond. De laatste reus stond nog moe overeind, ook die zal zich tezijndertijd te ruste leggen. Groß Dörgen veranderde in herinnering. Net als wij, SusScrofa’s. Alles van waarde is weerloos. Na deze prozac-waardige beslommeringen vervolgden we onze weg. Naar de uitkijktoren. Boven in de toren tussen hemel en aarde genoten we van het klootjesvolk beneden. Toch wel best hoog zo’n toren. Alleen Icarus waagde zich hoger. Met zelfgemaakte vleugels zou hij van de toren springen. Verblind door het succes waande hij zich onkwetsbaar. Dacht de wereld naar zijn hand te kunnen zetten. Pleurde vervolgens beneden op zijn bek. Kreeg die gast ook nog een syndroom naar zich vernoemd. Het Icarus-syndroom. Op de terugweg gingen we langs de spookboerderij van wijlen Wulf. Vergane glorie dat elk jaar een beetje meer verging. Over vergaan gesproken, het bruggetje onderweg ging letterlijk steeds meer onder ons weg. Via de kapschuur waar we onze eerste SusScrofa-weekenden hielden, kwamen we terug op het kampement. Een kampvuur volgde, met een lange avond vol discussies. Met als eindconclusie: democratie blijft prachtig, maar je kunt niet alles aan het volk overlaten.

Zondag, 21 november 2021

dscf6887
dscf6897
dscf6896

De dag ontsproot in sprankelijke kleuren. Het dauwtrappen van de vroege vogels Batman en Vliegend Hert ging nu de andere kant op, richting de Lus. Normaal betraden we het weiland. Dit was nu afgerikt met professioneel uitziend hekwerk voorzien van draad waarvan we schrokken. Waren we teruggeworpen in de tijd? Wat zat hier achter het draad? We besloten het hekwerk te volgen. Vrolijke Springbalsemienen kwamen ons entegen springen. Het bleken bloemen op een graf. Een ree had zich hier voor altijd ten ruste gelegd. Met een lege blik keken de kassen ons open aan. Door de dikke ochtendnevel zagen we een vaag silhouet van de sujet in het afgerikte weiland. Hij was van een soort waar je geen discussie mee aan zou gaan. Hij, Angus, was bovendien niet alleen. Een bord gaf aan dat ze kostbaar waren. Voor later, op een ander bord, als steak. De ochtendzon in gouden gloed, als zijnde geschilderd door Pieter Brughel de Oude. Een glooiend landschap, met op de achtergrond de fabriekspijpen van Bokeloh als verstokte kettingrokers. Via de vervallen schuur kwamen we in de moestuin van boer Wulf. En de boer, hij ploegde voort. Die lui veranderden niet. Elk jaar werd van de moestuin een stukje afgeploegd. Scheelde weer een paar stammetjes. Terug op het kampement had de rest het ontbijt inmiddels achter de kiezen. We gingen richting de brug linksaf over de dijk. We hadden nog steeds een blauwe hoed op. Het werd maar een kleine tocht die gekenmerkt werd door vlijtige boeren die het mais binnen brachten. Achter de boerderij reden tractoren met volle kiepers het mais op een bult. De bult werd hoger en langer. Voor het aanpersen reden tractoren van de buren op en neer over de grote bult. Hoogseizoen, ieder hielp elkaar. Kwam d’r een tractor met volle bak, dan reed ie de bult op, kiepte de mais op de bult, reed aan de achterkant van de bult terug naar het maaiveld. We bleven een poosje staan om dit nijverige arbeid te aanschouwen. Daar werden we toch wel een beetje moe van. We gingen op de Ketel aan om de spullen in te pakken, het weekend zat erop. Op naar het weekend van maart 2022. Moed broeders, struikel niet. Vliegend Hert

20211010_122236

Geplaatst

in

door

Tags:

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *