Spuugbeestjes zijn de larven van een klein insekt, genaamd schuimcicade. Deze is, zoals alle overige cicadensoorten en hun kroost, een echte sapzuiger. Hij boort zijn snuitwerk in een plant en doet zich tegoed aan de gestaag vloeiende sap stroom. Omdat deze voor het grootste gedeelte uit suiker bestaat- het is een soort suikerwater dat door de planten stroomt- bevatten ook de verteringsresten van zowel spuug beestjes als hun ouders bijzonder veel suiker. Daarom heeft cicadepoep een wel ongepast poëtische naam: honingdauw. Dit goedje druipt bij voortduring uit des cicades achterste, zodat zowel het incontinente lichaam als de plek waarop het gezeteld was kletsnat is geworden. De vloeistof die door de larve- het eigenlijke spuugbeestje- wordt afgescheiden bevat echter nog een stof (die een soort was oplost) die uit de enige klieren in het achterlijf wordt geproduceerd. Het mengsel van was en poep vormt een uniek dierlijk produkt: vloeibare zeep. Wanneer hiervan een flink portie tot stand is gebracht, doopt het spuugbeestje er zijn achterlijf in en begint daaruit te puffen en te blazen. Zo verandert het zeepsop in het compacte en sterke schuim, dat we als witte vlokken aan planten zien hangen en `koekoeksspog` noemen. Over oorsprong en betekenis van deze naam wordt nog altijd geredetwist. Sommigen beweren dat ze afkomstig is uit het volksgeloof, waarin de koekoek wordt voorgesteld als een eieren-uitzuiger, die telkens de drabbige smaak probeert weg te spugen, alsmede het schuimige eiwit dat in zijn snavel blijft kleven. Anderen wijten haar aan de vermeende reputatie van de vogel als zou hij over bijzonder zwakke ingewanden beschikken- reden waarom de buik niet gebruikt kan worden voor het broeden- en voortdurend oprispingen moet wegfluimen. Er zijn mensen die ervan overtuigd zijn dat de oorsprong moet worden gezocht in de legende van Walda de Pelgrim. Wat we wel precies weten is de funktie van het `koekoeksspog`. Ze is tweeledig. Allereerst beschermt het het spuugbeestje tegen uitdroging. En verder verschaft het hem enige beveiliging tegen vijanden, hoewel er wantsen zijn die de cicadelarven door het schuim heen uitzuigen, terwijl sommige graafwespen hen er eenvoudigweg uitsleuren. Tot zover het spuugbeestje. Zijn vader of moeder, de volwassen cicade, is een onaanzienlijk bruin insektje. Veel mooier en dus veel bekender is de fraai rood getekende bloed cicade. Beide zijn, zoals al hun familieleden, in zekere mate schadelijk. Ze verzwakken immers planten door er sap aan te onttrekken. Vele soorten brengen bovendien een gif binnen de plant, dat het bladgroen ten gronde richt. Er worden tevens gifstoffen geproduceerd die het voedselsysteem van de plant blokkeren, zodat de plantendelen verwelken en afsterven. Het meest schadelijk zijn de cicaden, die graag aardappelplanten uitzuigen. Dikwijls zijn deze besmet met door bladluizen overgebrachte virussen. Via de zuigsnuit komt het virus van de cicade in de planten, die vervolgens onherroepelijk naar de knoppen gaan. Overigens, cicaden en bladluizen zijn aan elkaar verwant. Beide soorten behoren tot de familie Homoptera. Deze verwantschap manifesteert zich bijvoorbeeld in het feit dat ook bladluizen sapzuigen en honingdauw produceren. Het wordt in mooie zomers dermate overvloedig uitgescheiden dat het als het ware regent. Mieren, wespen en vliegen doen zich er tot barstensvol aan tegoed, aangezien er, zoals gezegd, een boel suiker in zit. Zo vinden er ook schimmels een optimale voedingsbodem in, met als gevolg dat nazomers struikgewas geheel beschimmeld kan zijn. In de natuur wordt niet graag iets verspild. Een ernstige vorm van verspilling kenmerkt echter wel het leven van de zeventienjaar-cicade. Die leidt als larve een ondergronds bestaan en doet dit zeventien lange jaren lang. Geen ander insekt leeft zolang en is zolang jong. Wanneer hij groot is en zich bovengronds waagt, is hij een stokoud kereltje. Voor het beestje staat het lot vast, na een paar weken van volwassenheid in ouderdom geeft hij dan ook alweer de geest. Het is een verspilling van tijd.
Geschreven door H. Beukers.
Bron: Theo Schildkamp
Geef een reactie