De gouden tip kregen we van Jan Keuter. In de kassen was het goed geld te verdienen bij het snoeien van komkommerplanten. Jan had tevens de naam van de tuinder die om een paar snoeiers verlegen zat. Een afspraak was snel gemaakt met tuinder. `s Morgens in de vroegte zaten we met grote ogen de instructies aan te luisteren. Met opgeheven vingertje gaf hij de instructies, alleen de onderste gele bladeren bij de stam wegsnijden en NIET ROKEN in de kas. De man draaide zich om en liet zich de rest van de dag niet meer zien. We besloten zijn vertrouwen in ons niet te schenden. We zochten ons allen een rij komkommerplanten op, na het roken van een sjekkie togen we aan de arbeid. Tjonge, het leek wel een oerwoud zo`n kas vol met komkommerplanten. Met het uur steeg de temperatuur in de kas en omgekeerd evenredig onze stemming. Hoorde een halfgroene blad tot de blijvers of moest die ook worden gesnoeid? Een blik op de buurman leerde dat het blad onverbiddelijk gesnoeid diende te worden, plus het blad erboven. Voor de zekerheid. Een kringetje rook verried de plaats van Jan Keuter. Jan opzoeken voor een sjekkiepauze. Stuk of vijf kringetjes rook lieten zien dat het na hard werken een sjekkie moest kunnen! Jan liet tevens zien waar de WC was, hij wees om zich heen. ‘ Ik strul gewoon teeg`n zo`n plaante an en ze bliem gruun’. oreerde Jan. De gehele morgen zwoegden we in de hete kas, we kregen de slag steeds beter te pakken. De gele bladeren moesten worden gesnoeid en ook de vier bladeren erboven. Voor de zekerheid. We deden zelfs een wedstrijdje wie het snelst een rij komkommerplanten kon snoeien. Natuurlijk speelden we vals door bij de buurman de stam door te snijden. ‘Kapotte stammen, dat bent strafpunt`n’. Omkijkend naar mijn rij komkommerplanten keek ik verbaasd op. ‘Krieg nou wat’, in mijn eigen rij stonden zo`n stuk of vijf strafpunten. Ik zag Jan grinnikend wegduiken in het groene woud. Wraak. Een tijdje later stonden in zijn rij tien komkommerplanten met de bladeren op vijf voor half zeven. Jan grinnikte bij `t sjekkie roken en wees naar de bladeren op standje: “Dat bint geen komkommerplaant´n maar kwamkwammerplaant`n’. `s Middags bij de pauze trakteerde Jan ons op ijs, hij scheurde met zijn auto weg om terug te komen met een doos Cornetto`s. In die tropische warmte was een ijsje een welkome verfrissing. Met de ijsjes nog in de hand togen we weer aan de arbeid, het geld was per slot van rekening niet van nikkel. Dat hoorden we de arbeiders zeggen en die praatten we stoer na. Waar de gezegde op sloeg is nog steeds onduidelijk. Het snoeien ging ons steeds beter af, tjak, tjak, tjak. Voor de zekerheid nog maar tjak, tjak, tjak. Aan de rijen konden we precies zien welke door ons gesnoeid waren. Hier lagen de verpakkingen van Cornetto`s en staken peuken in het steenwol. De stelen waren geheel ontdaan van bladeren, voor de zekerheid, …dus. Toen deed Jan een grote ontdekking. ‘Moei kiek`n’, riep hij en hij maakte met zijn mes vier incisies in de lengte van de komkommer. Na een tijdje gingen de kwarten uit elkaar en leek de komkommer op een klok. ‘Hoe doe`j daat?’, riepen we in koor. Een uur later leek het wel kerstmis in de kas, overal bungelden klokjes aan blote stelen in het voorheen groene woud. Om vijf uur zat de werkdag erop. Voor in de kas wachten we op de tuinder die ons die morgen instrueerde. Eindelijk verscheen de man. Bij het zicht op de kas, met al zijn decoratieve klokjes, verstokte hij zijn pas. Zijn ogen werden groot en zijn onderlip begon te trillen. Het ging niet goed met de man vonden wij. ‘Moe`j `n pillichie hebb`n?, riepen we bezorgd. Bezorgd liepen we om de man heen en vroegen, ‘kunn`n wie eem geld beur`n? Ja, dáár konden we dus naar fluiten. Voor mij nooit meer in een kas werken. Het betaald slecht.
Geschreven door H. Beukers.
Geef een reactie