Schoolreis naar Londen.
We schrijven 1974. De school had iets leuks georganiseerd. Een weekje Londen! Via Calais staken we over naar het eiland. In de Franse duinen keken we vol ontzag naar iets wat op een opgeblazen pad leek. Een Hovercraft. De inrichting van de Hovercraft leek op die van een vliegtuig. Ze hadden ons verteld dat de Hovercraft over de golven heen zweefde. Dat deed ie ook. Over de kleine golven dan. Op golven van 7 meter hoog was de Hovercraft net een notendopje. 7 meter op en 7 meter neer, telkens weer. Toen snapten we waarom achter elke leuning een papieren zakje hing. Enkelen van ons hadden het zakje opgeblazen en met veel plezier in de handen laten ploffen. Grote hilariteit natuurlijk. Na enige tijd op zee te hebben gedobberd veranderde bij sommigen onder ons langzaam de kleur op het gezicht op die van de golven, groen. Vol overgave kotsten ze in geplofte zakken. Vol ontzag staarden we in Engeland naar de mensen. Alsof ze lepra hadden. Met afgrijzen zagen we op de wegen auto`s op ons afkomen waarvan de bestuurder de aandacht niet op de weg had, die zat een boek te lezen of een wegenkaart aandachtig te bestuderen. Gelukkig hadden ze in dit land hier iets op gevonden. De bijrijder had de stuur in handen. `s Avonds in het donker kwamen we aan bij het Plaza Hotel. Wauw, wat een groot hotel. Je onthield goed de gangen, je was zo de weg kwijt in zo´n groot gebouw. Op de kamer aangekomen schreeuwden en ouwehoerden we alle spanningen van ons af. Het ravotten hield pas op toen er geen enkele poot meer onder de bedden zat. Deze werden snel vervangen door lege blikjes bier. De vermoeidheid sloeg snel toe, we bezochten de toiletten op de gang en kropen spoedig in de ledikanten. Op Henk Brands na. Deze leuterde en lalde nog stevig door. Maar ook hier begon moeder natuur te roepen. “Woar bent hier de plee`s eigelijk?”. Iedereen deed alsof hij sliep. “Ja, bekiek `t eem, ik goa de gang nie op, straks ben`k verdwaalt”. We hoorden een raam open schuiven, om even later een klaterend geluid van het binnenplein te horen. Zat meneer vanaf drie hoog door het raam naar beneden te zeiken. Drie hoog wil zeggen dat wanneer je uitgeplast het klaterend geluid op het binnenplein nog even voort duurde. Brands keek vol verbazing naar zijn leuter, “Huuuh?”. Enkele seconden later lag hij te ronken in bed. Londen was groot. Alles was groot. Het wassenbeeldenmuseum MadameTusseau was reuze interessant voor een klas van 18 jarigen. Voor 10 minuten. Het begon reeds bij de ingang. Hier stond een oude portier zijn genadebrood te verdienen. Wanneer hij merkte dat we uit Nederland kwamen begon hij te gloeien. Uit zijn rappe engels konden we met moeite uitmaken dat hij in de tweede wereldoorlog als soldaat deel had uitgemaakt van de operatie Market Garden. De portier was een ijzervreter die in Nijmegen nog om de Waalbrug had gevochten. Hier stond voor ons een heuse bevrijder. Diepe respect borrelde bij ons op. De conversatie tussen de portier en een klas tieners was ondanks de taalbarrière allerhartelijkst. De oude man zag veel buitenlanders en wou van ons weten wat hij het beste als welkomstwoord tegen de Nederlandse gasten kon zeggen. In het Nederlands natuurlijk. Met het respect nog in onze gezichten leerden we de man dat hij een Nederlandse bezoeker het beste kon begroetten met het woord ‘kippenneuker’. Driftig begon de man te oefenen op dit moeilijk uit te spreken woord. Bereidwillig hielpen we de man, hij was wel onze bevrijder! Toen we naar binnen gingen kon de man zich in verstaanbaar Nederlands zijn doelgroep begroetten. Met luide stem liet hij dat aan iedereen weten. We gingen naar binnen en keken onze ogen uit naar de wassen beelden, zelfs Cruiff stond er te staan. De beelden stonden op verhogingen die waren afgezet met dikke rode koorden hangend aan paaltjes. Overal zagen we suppoosten. Vanuit elke hoekje konden ze ingrijpen. Als pronkstuk stond daar de Royal Family. Zeg maar The Queen`s family. Zo bedriegelijk echt, niet van echt te onderscheiden. Huub Wortelboer zou en moest met deze royalty`s op de foto. We besloten Huub te helpen. We keken rond. Geen suppoost in de buurt. Snel gaven we Huub een seintje. Deze sprong over de rode koord en begaf zich naast Queen Elisabeth. Zachtjes liet hij de hand in haar decolleté glijden. Huub hield haar linker borst vast en begon met een uitstekende tong in haar hals te hijgen. Elisabeth liet dit met een Stiff Upperlipp gelaten toe. FLITS deed het fototoestel. Huub was nog maar net weer in de groep toen plots een suppoost vanuit een ander kamer naar binnen kwam stuiven. “No pictures”, riep hij boos. Een klas vol met onschuldige tienerogen keken hem aan. Ze wisten écht niet dat hier niet gefotografeerd mocht worden. Hij smolt en glimlachte begrijpelijk. We mochten onze weg vervolgen. Huub had de foto van zijn leven. Terug op straat keken we ons opnieuw de ogen uit. Hoe vriendelijk de mensen waren. Iedere passant maakte ruim plaats voor ons. Pas later begrepen we de echte reden. Onze kleding bestond voornamelijk uit spijkerstof, toentertijd hèt uniform van een jeugdbende. Vol ontzag keken de mensen naar onze leraren. Deze twee liepen nietsvermoedend met hun lange regenjassen sullig tussen ons in. Jos Berends stak de straat over naar een van de vele eetkarretjes die Londen rijk was. Populair waren de gepofte kastanjes. Maar Jos liep naar zo`n handkar waar Hotdogs werden verkocht. We stonden als groep op het punt om verder te trekken tot we aan de overkant van de straat rumoer hoorden. De man stond druk naar Jos te wijzen die zijn hand ophield. We riepen Jos toe, “Wat hef die kerel?”. “Hij wul mij gien wisselgeld trugge geem”, loeide Jos. Als groep liepen we naar de overkant. De uitbater van de handkar dacht aan Jos een makkelijke prooi te hebben maar zag nu een groep spijkerbroeken en -jasjes op hem af komen. Zelden zagen we iemand zo snel wisselgeld teruggeven. Als een speer vertrok hij met zijn handkar. De Metro van Londen was een wereld op zich. Roltrappen brachten je dieper, dieper en dieper in de krochten van Londen. Telkens wanneer je dacht op het onderste station te zijn zag je een roltrap die je nog verder naar beneden bracht. We gingen zo diep, we verwachtten elk moment een chinees. Voor de leraren was het spitsroede lopen. Ieder moest bij elkaar blijven. Voor die twee was het een nachtmerrie om tieners te verliezen in deze labyrint van metrobuizen. Je kon de metro voelen aankomen, ze werkten als een enorme proppenschieter in de tunnelbuis. Een forse bries joeg dan over het station. Allerlei papieren zakjes e.d. zag je wegvliegen. We hadden snel door dat je, wanneer je een trein mistte, binnen twee minuten de volgende trein kon nemen. Wanneer de metrotrein stopte schoven aan beide zijden van de wagon twee grote glazen schuifdeuren opzij. Als groep stapten we binnen via de linkerzijde. De leraren maar roepen dat de groep bij elkaar moest blijven. Op het moment dat de glazen deuren dicht schoven, stapten Jos, Huub en ik aan de rechterzijde de metro weer uit. De trein zette zich in beweging we renden op het perron met de trein mee. Onze handen drukten zich tegen de buitenkant van de glazen schuifdeuren en we huilden verschrikt. We zagen nog net twee krijtwitte gezichten van leraren. Grinnikend liepen we terug. Grapje, moet kunnen nietwaar? Een station verder herenigde zich de groep. Deze grap had de leraren 10 jaar ouder gemaakt. Voor het eerst zagen we een heuse zwerver op straat liggen. Als een roedel jonge honden stonden we hem te besnuffelen. “zul ie dood wees`n?”, vroeg een van ons af. Voorzichtig gaven we hem een trap in zijn nek. Er kwam leven in de hobbezak. Tijd voor een foto! Populair gingen we naast hem zitten, een van ons zette het hoedje van de zwerver op zijn hoofd. KLIK zei het fototoestel. Na de foto lieten we de zwerver weer vallen. Eentje van ons, die met dat geleende hoedje, had nadien wel jeuk op zijn hoofd. “Kiek es”, riep iemand van de groep. Op het einde van het perron zat een Schot in klederdracht. Alle ogen keken naar de geruite kilt. “Fotoooo”, de groep zette zich in beweging. De Schot in kwestie zag een troep in spijkerkleding op zich af stormen en trok langzaam wit weg. Mensen om hem heen maakten dat ze wegkwamen. In een oogwenk stond de man alleen. Wegrennen lukte niet want de Schot had maar één been. Zijn krukken werden opzij gezet en de Schot ging op in de groep. Staand op één been met een gehurkte groepslid voor zijn ontbrekende been werd een groepsfoto gemaakt. KLIK, weer een foto rijker. Tevreden trokken we verder. De Schot, wankelend op zijn ene been, zocht naarstig naar zijn krukken. De laatste dag bezochten we Buckingham Palace. Dat is de keet van de Queen. We keken naar de wisseling van de wacht, op zich een heel schouwspel. Soldaten met rode jassen en een dooie bever op het hoofd. Ze stonden overal op wacht. Die mocht je niet absoluut storen. Rustig langslopen en plotseling BOE roepen deed zo`n soldaat niets. Hier moest zwaarder geschut komen. Reeds in het begin van de week had ik in Londen een bijzondere paraplu gekocht. Door middel van een knopje aan de steel ontplooide de paraplu zich razendsnel. Tegenwoordig zijn dergelijke paraplus gemeengoed maar in die dagen was het een noviteit. De groep bleef op afstand verwachtingsvol kijken. Fluitend wandelde ik voor de soldaat langs. PLOEF deed de paraplu, vlak voor zijn neus. Langzaam liet ik de paraplu zakken tot ik over de rand van de plu zijn verschrikte ogen zag. Vol verbazing keken we mekaar een tel aan. En zowaar, de soldaat begon te grinniken. De groep kwam snel aangelopen en ging de onfortuinlijke soldaat onbeschaamd aangapen. Hoewel hij erg zijn best deed was het voor de soldaat ondoenlijk om zijn gezicht in de plooi te houden. Bij elke grimas riep iemand, “kiek, hij beweug”. Totdat een Bobby kwam. Een Bobby is een Engelse politieman met een soort van omgekeerde bloemenvaas op zijn hoofd. Ze hebben geen gevoel voor humor. In onvervalst engels werden we door de bloemenvaas vlak gescholden. Maar goed dat we geen engels verstonden. We maakten ons snel uit de voeten en voegden ons bij de leraren. Die hadden niets gezien en keken ons tevreden aan, sinds de metrograp waren we één groep gebleven. Terug in het hotel zat onze weekje London erop. Al de gebouwen en kastelen die we hebben gezien, de stad, de winkels, het was ontzagwekkend en onvergetelijk. Als souvenir namen we allen een bierglas mee van het hotel. Nou ja, soms twee, eentje nam zelfs een weekendtas vol glazen mee. Al rinkelend liep hij voor de ontvangstbalie langs, groette vriendelijk en verliet het het hotel. Van onze groep waren de leraren op de terugweg het vrolijkst. Het had hen goed gesmaakt toen ze de avond ervoor een toost (of meer) uitbrachten op de goede afloop.
Geschreven door H. Beukers.
Geef een reactie