Herman Josef Kölker was de eerste Kölker op Erica, in feite de stamvader. Iedereen op Erica met deze naam in de stamboom is familie van elkaar. Herman Josef Kölker werd in 1847 geboren te Slagharen en stierf in januari 1928 te Erica. Hij kwam als eerste op het nieuwe kerkhof in het bos te liggen. Daarvoor lag het kerkhof naast (noordkant) de kerk. Alleen de grafzerken op het oude kerkhof werden vlak na WOII gedumpt in de kerkvijver achter de heuvel in het bos. De graven werden niet geruimd. Na aan de Kerklaan te hebben gewoond verhuisde Herman Josef Kölker naar een locatie aan de ‘warme kant’ (ten zuiden van de kerk) van de Kerkweg, thans gelegen aan de zuidkant van de T-splitsing Kerkweg/Duikerstraat. Herman Josef Kölker was van beroep horlogemaker en had aan huis een klokkenwinkeltje. Later werd dit kamertje tot een huiskamer uitgebreid en kwam de voordeur in het midden van het huis. Achter de voordeur zat een klein portiekje met toegang tot het winkeltje c.q. werkplaats. In de deur naar de woonkamer zat een schuifje. Van hieruit kon Herman Josef zien of er klandizie was. Zelfs vanuit Friesland kwamen klanten om hun klok te laten repareren, of in te ruilen voor een nieuwe. In die tijd verdwenen de oude klokken doorgaans in de kachel. Jaren later werd bij een verbouwing van het huis op de vliering nog een een klein aambeeldje gevonden. En een doosje horlogeglazen. Na de dood van Herman Josef Kölker werd zijn land verdeeld onder de drie zonen, Bernard, Jans (mijn opa) en Hendrik. Hendrik werd politieagent in Almelo en trok weg uit Erica. Zijn stuk grond werd verdeeld onder de overige broers. Jans woonde nog in het ouderlijk huis, hij bleef na het overlijden van zijn vader daar wonen. Bernard kwam ten zuiden van het ouderlijk huis te wonen. Hij was net als zijn vader horlogemaker. Bernard leefde hier echter niet van, zijn ‘echte’ werk was voorman bij de Fijnfabriek. Bernard had vier zonen, ‘Huurbaas’ Herman ,‘Bakker’ Gerard, Johan en ‘Zwarte’ (haarkleur) Bennie. Bernard kocht later nog een flink stuk grond ten noorden van inmiddels Jans zijn woning. Zijn grond liep destijds door tot pal naast Jans zijn huis. Toen werd de Duikerstraat aangelegd. Dwars door de nieuwe kavel van Bernard. Toch was het geen pech voor Bernard. Langs de Duikerstraat leverde dat voor elk zijn zoon een bouwkavel op. Alleen zoon Herman ging er daadwerkelijk wonen. De overigen niet, die hadden al een woning of hadden een andere reden. De snippers grond ten zuiden van de Duikerstraat werden later tussen Bernard en Jans zodanig verruild dat het bouwkavels opleverde voor hun zonen Zwarte Bennie en oom Willie. Op de hoek Kerkweg/Duikerstraat werd een dichte beukenhaag aangelegd met daarachter de groentetuin van Jans. Ten zuiden van Jans woning kreeg mijn oom Bennie een kavel, hij werd zodoende de buurman van zijn neef Johan. In de buurt van de Kerkweg – Duikerstraat stonden op een gegeven ogenblik zeven huizen van Kölker. Dit werd op Erica de Kölkerbuurt genoemd. Als kleinkind kwam ik vaak in de Kölkerbuurt. Met name op de verjaardagen van Opoe en Opa was het een drukte van belang in en om het huis. Het stikte daar dan van de neven en nichten. Dan heb ik het alleen nog maar over mijn leeftijdsgenoten. De oudere neven en nichten van wel over de 20 jaar kwamen vaak later op de dag. De jongere lagen nog in de luier of moesten nog geboren worden. Zo’n verjaardag van Opoe of Opa was in feite een echte familiedag. We speelden in en om het huis en leerden elkaar als familie kennen. Het was de tijd van het echte familiegevoel. In het huis zag je, naast mijn ouders, alleen maar ooms, tantes, en de oudere neven en nichten. Het gesprek ging vaak over een rijksdaalder die vroeger door een kier onder de vloer was gerold. Onze oren groeiden. Opoe en Opa hadden dus een heuse schat onder de vloer (Vele jaren later kwam bij de sloop van de woning inderdaad een zilveren rijksdaalder tevoorschijn). Aan de muur hingen trouwfoto’s. Je moest wel goed kijken wie wie was want degenen aan tafel waren inmiddels een stuk ouder geworden. Prominent aanwezig in de kamer was de kachel. Soms pakte Opa de pook en wipte de deksel van de kachel plus een paar ringen. Je keek in het gapende gat zo het vuur in. Opa pakte dan een paar turven die in de kachel verdwenen. Met de pook werden de ringen en deksel weer op hun plaats gebracht. Waar we helemaal verbaasd over waren was de ketel die op de kachel stond. Daar zat een soort van ijzeren zak aan die in de kachel verdween. Dat hadden we nog nooit gezien. Als kind vonden we alles interessant in het huis. Aan de wand hing een verkennertje die een groet bracht, op de vensterbank stond een koperen pot met leeuwenkoppen. In elke leeuwenneus zat een ring. Boven de ingebouwde kast in de kamer zat een tweede kast met op de deur gewoon behang. Aan de kieren kon je zien dat het open kon. Dat moest wel een geheime kast zijn. Opoe trakteerde ons altijd op een glaasje vruchtenbowl uit de weckfles. Dat was heeeerlijk. We lepelden het glaasje leeg en vingen met het lepeltje de laatste kruisbes uit het glas. Vervolgens gingen we als jonge hondjes onder de tafel zitten. Tussen al die volwassen benen en tafelpoten zaten we dan vervelend te zijn. Dat ging net zo lang goed tot Opoe ons naar buiten stuurde. Opa was met zijn 75 jaar in onze ogen een stokoude man. Zijn noeste arbeid in het veen had zijn sporen achter gelaten in de vorm van een gekromde rug. Opa droeg altijd een blauwe boezeroen, in de mond had hij een gigantische kromme pijp die vervaarlijk rookte. Opa zat in de stoel en genoot van al die drukte om hem heen. Vroeger stond achter het huisje een houten barak. Hierin stonden een paar geiten die dagelijks achter Savenije in het ‘roege’ veld aan de stik kwamen. `s Avonds moest mijn moeder de geiten weer ophalen en terug in het schuurtje brengen. Later werd de barak vervangen door een stenen schuur. Voor oom Herman, hij was melkboer, werd in de schuur een paardenstal gebouwd. Plus een melkhok. Als kind kan ik me herinneren dat een ruimte in de schuur nog steeds melkhok werd genoemd. De paardenstal was inmiddels een kippenhok geworden. Naast de schuur was een grote kippenren waar een tiental kippen rondscharrelden. In de schuur was verder nog een zwijnenhok en een looppad. Vlak naast de deur bevond zich een toilet. Als kind was het een heuse avontuur om daarop te zitten. Het was een plank met een ronde gat erin zonder waterspoeling. Spannend, maar er stonk daar wel een beetje. Achter het huis was een waterput met een stalen deksel. Je keek in een afgrond en zag in de diepte het water glinsteren. Als kinderen konden we heerlijk rond het huis spelen wat de verjaardagen van Opoe en Opa echt tot een feest maakte. Naast het huis aan de kant van oom Bennie stond een perenboom. Voor het huis aan de Kerkweg stond een dichte heg van meidoorn die de gure oostenwind uit het vrije veld moest tegenhouden. Vanaf de Kerkweg liep een looppad langs het huis naar achteren. Een paar meter van het huis stonden een paar gigantische eikenbomen. Ik zie nog achter het huis Opoe aan het werk, de was schrobben op een wasbord. Je kwam het huis binnen via een lage achterdeur, je stond dan direct in het keukentje. Het leven speelde zich voornamelijk af in de huiskamer. De voorkamer werd alleen gebruikt als de pastoor op visite kwam. Als kind kwam ik daar zelden. Met de jaarwisseling mocht ik, met mijn broers Gerard en Jos, een paar keer bij Opoe en Opa overnachten. Om in de slaapkamer te komen moesten we door de voorkamer waar het geurde als een kamer waar nooit iemand kwam. Als kind zijnde was dat natuurlijk extra spannend, die sfeer, die geur, we keken onze ogen uit. De jaren trokken voorbij in de Kölkersbuurt, de ene generatie werd groot, de andere oud. Toen Opa overleed kwam buurman ‘huurbaas’ Herman Kölker langs. Hij zat aan tafel en mompelde dat hij nu de oudste Kölker was. Dat hij nu ‘aan de beurt’ was. Gelukkig voor hem duurde dat nog heel lang, hij is oud geworden. Elke woensdag fietste Opoe naar onze huis aan de Havenstraat. In die tijd konden we haar op de opoefiets al zien aankomen vanaf de Duikerstraat. Traditiegetrouw pakte ze dan een emmer met aardappelen en begon te schillen. Als ze dat niet deed zat ze te duimdraaien in de stoel. Op haar 85e verjaardag zei Opoe dat ze nog graag onze aanstaande bruiloft mee zou willen maken. Dat mocht niet zo zijn. Vlak voor onze bruiloft overleed Opoe. Het was onze eerste actie als pas getrouwd stel; de begrafenis van Opoe op een mistige trieste dag in Oktober 1981.
Geschreven door Henk Beukers
Geef een reactie