1998 November

Het welkomstcomité bestond uit reeën toen Batman en Vliegend Hert in Groß Dörgen arriveerden. Ze gingen gelijk op de foto. Het was helder weer, ver onder het vriespunt. De mist van voorgaande nacht zette het landschap onder rijp. Na het kwartier maken werd een tocht naar de Hase-altarm ondernomen. Aan water geen gebrek, echte binnenzeeën kregen we te zien. Het werk van El Nino. Landschap10De dag vloog om, snel volgden de overige broeders van de clan. Oehoeboeroe deed traditiegetrouw het openingswoord. voorwoord. Hier een klein briefje van de oele Oehoeboeroe: wij zijn hier weer bij elkaar in de kar van Batman. Oei-oei vogel zit stiekem te kniepen op de bank. D’r zal zo wel een over de bank dreunen. Maar ja, hij is ook een zwijn, het mag dus.. Een voorwoord van de Uil, gericht aan jullie allemaal. Dauwtrappen. De eerste haan kraait, ‘t nevel trekt over het veld. De sterren verdwijnen, laten ons in de steek. De bladeren in de bomen zingen zachtjes een lied. Het ruist zachtjes in de reet. De dauwdruppels glinsteren in het rode ochtendlicht. Een koolmees vliegt weg, de uil zit er nog. De konijnen spelen en dollen in de ronde. Ginds ergens blaft een hond. De Hase loopt mooi door het weiland. In ons Dörgen, waar hij woont…Dit staat jullie morgen te wachten, ik noem het ROUTE 66. Dit is tevens het thema van dit weekend. Het is de lange barre voettocht, maar dan terug!! Mooi weekend. Groeten, de oele.

Iets over veldkenmerken, waar let je nou op. Afmetingen. Een belangrijk kenmerk is de grootte van een vogel. Dit kan het makkelijkst vastgesteld worden door de vogel te vergelijken met een bekende soort, bijvoorbeeld met een Huismus, Spreeuw, duif of reiger. Vervolgens kan vastgesteld worden dat een vogel bijvoorbeeld groter is dan een duif maar kleiner dan een reiger, etc. Onder het kopje Veldkenmerken begint elke beschrijving met de gemiddelde lengte, gemeten vanaf de snavelpunt tot aan de staartpunt. Vorm. De vorm van een vogel, in de vlucht of op de grond, is een belangrijke aanwijzing voor de determinatie. Er moet goed gelet worden op de relatieve afmetingen van snavel, nek, vleugels, poten en staart. Gedrag en geluid. Sommige soorten vertonen karakteristiek gedrag. Een kwikstaart bijvoorbeeld wipt voortdurend met de staart, een Boomklever klimt zowel naar boven als naar beneden langs een boomstam, spechten hebben een diepgolvende vlucht, een Waterhoen zwemt met rukkende bewegingen van kop en staart, sommige eenden foerageren door op hun kop met de staart omhoog in het water te staan om waterplanten te bereiken, terwijl andere eenden naar hun voedsel duiken. Roep en zang kunnen belangrijke aanwijzingen zijn voor identificatie. Sommige soorten lijken als twee druppels water op elkaar, zoals Fitis en Tjiftjaf, of Glanskop en Matkop, maar zijn aan de hand van de zang eenvoudig uit elkaar te houden. Verder zijn vogels aan de hand van de zang te herkennen terwijl ze zich niet-zichtbaar in de vegetatie ophouden. Nachtegalen bijvoorbeeld zijn bijzonder moeilijk te zien te krijgen maar hun aanwezigheid is onomstotelijk vast te stellen aan de hand van hun opvallende zang. Verenkleed. Het is belangrijk om een goed beeld te krijgen van het kleurenpatroon en van het meer algemene patroon (gevlekt, gestreept, etc., kleur van staart en stuit, vleugel- en koptekening). Het verenkleed van een vogel is niet het gehele jaar hetzelfde. Veel vogels ondergaan een complete rui na het broedseizoen en vervangen hun zomerkleed door een ander kleed, dat meestal gedurende het najaar en de winter gedragen wordt. Mannetjes eenden krijgen na de broedtijd een cryptisch gekleurd kleed dat meestal veel op het vrouwtjeskleed lijkt en gedurende een korte tijd gedragen wordt. Dit kleed wordt eclipskleed genoemd. Verder zijn er veel soorten waarbij het mannetje een ander kleed heeft dan het vrouwtje, terwijl jonge vogels vaak weer een ander kleed hebben dan volwassen vogels.

Buiten vroor het ongeveer 8 graden, een dikke mist zette op. In een boerenschuur brandde een lichtje. Gelach steeg op. De Sus Scrofa’s waren bezig met een ouderwetse gezellige avond. Het was een bijzonder weekend, een jubileumweekend. 10 jaar geleden waren we onder iets primitievere omstandigheden in dezelfde boerenschuur begonnen. (als Batman zijn mobiel verkoopt gaan we weer dezelfde kant op) Vliegend Hert en Yeti hebben tot nu toe als enigen alle weekenden uitgediend. Het weekend werd om die reden afgesloten met een etentje met de vrouwen erbij. Werner kwam en beloofde ook wat. Hoort wat Werner zei: “Volgend jaar om deze tijd, november 1999. Ontruim ik de schuur bij mijn huis. Ik maak van zeil een grote afdak. Jullie kunnen feesten in de schuur en slapen in de tent. Ik tref de voorbereidingen, maar wel onder één voorwaarde, wie niet komt opdagen moet 100 mark betalen”. Wij gingen akkoord. Zaterdag 22 november 1998. Wij waren allemaal fit die morgen, ondanks de strenge nachtvorst (minus 8,7 graden) had niemand kou geleden. Batman had een koude loopneus, daar hebben we eerst achteraan moeten vangen. ’s Avonds leden Oehoeboeroe en Batman vroegtijdig schipbreuk, s’ morgens was Oei-oei niet uit zijn slaapzak te branden. Kortom; een traditionele morgen. Want dààr houden wij van, tradities. Oei-oei, Yeti en Vliegend Hert hadden nog gepoogd een nachtwandeling te maken, het strandde op de Hase Brücke in ijzige kou met een dikke mist. We aten ons eitje in de bittere kou, het was nog steeds 4,4 graden vorst. De mist had zijn sporen in de vrieskou achter gelaten in de vorm van een kerstkaart. We gingen lopen, route 66. Enkele Sus Scrofa’s hadden zelfs portable foons bij zich, batman zelfs een laptop. Tja, 2000 nadert en je wilt met de tijd mee. Bij de Hase-Brücke deden we onze eerste natuurobservatie, twee heel bijzondere ganzen rustten uit op een ijsschots.

hase2 Hase3

Ze waren getrouwd, één had een ring om de poot. En een ring om de nek. Onderkant waren ze lichtbruin tot grijs, het vederdek iets donkerder. De snavel iets rozig, de poten oranje. Volgens Yeti waren het nijlgansen, dàt had hij goed gezien.

Alopochen aegyptiacus. Vogelgroep: Ganzen Nederlands: Nijlgans Veldkenmerken. 63-73 cm. Groter dan Bergeend, met langere roze poten en zware, roze snavel. Bovendelen grijsbruin tot rossigbruin, onderdelen beigegrijs met kastanjekleurige vlek op buik. Kop bleekgrijs met kastanjekleurig masker. Stuit, staart en grote slagpennen zwart. Heeft in de vlucht groot wit voorvleugelveld, als Casarca. Geluid. Lawaaiig, luide kwakende en grauwende geluiden, vooral in de vlucht. Sist bij verstoring.
Voorkomen. Oorspronkelijk uit tropisch Afrika (heeft in West-Palearctisch gebied in Egypte gebroed). Ingevoerd in Engeland in de 18e eeuw en in Nederland rond 1975. Verwilderde populaties steeds algemener. Habitat. Geïntroduceerde vogels in parken, weilanden nabij vijvers, rivieren en meren. Slechts zelden aan zee. Broedt in holen in bomen of in de grond. Voedsel. Voornamelijk plantaardig, zoals gras, bladeren en gecultiveerde gewassen. Graast in paren, familiegroepen of in grote troepen (in de winter). Ei. Zonder tekening, grondkleur crèmewit. Aan beide zijden sterk afgerond. Formaat 69 x 50 mm (62-74 x 47-54), gewicht (in gevangenschap) 97 g (79-110).Bokeloh1

De camera obscura van Oei-oei barstte letterlijk in tweeën (houtworm?). Het was ook een artefact van vóór de tijd van Drees. Oei-oei keek beteuterd naar de flarden film, zijn bloedeigen kindertjes stonden erop!! Oei-oei hoopte met adem inhouden de overbelichting tegen te gaan. Dat lukte hem aardig, het adem inhouden. De overigen maakten prachtige foto’s van Bokeloh in winterdracht. Het lukte ons zelf een paar roodborstjes voor de lens te krijgen.

Erithacus rubecula Vogelgroep: Kleine lijsterachtige. Veldkenmerken. 14 cm. Gemakkelijk te herkennen aan aardbruine bovendelen, witte buik en onderstaart, en oranje gezicht en borst die van bovendelen gescheiden zijn door grijze band. Oog groot en donker, opvallend in egaal oranje gezicht. Geslachten gelijk. Juveniel met oranjegele vlekken, als een juveniele lijster of Nachtegaal. Opgerichte houding. Doorgaans niet schuw en makkelijk te benaderen. In de zomer wordt territorium verdedigd door paar, in de winter hebben individuele vogels een voedselterritorium, dat met grote agressie wordt verdedigd. In de winter wordt aanwezigheid van territorium aangegeven door luide zang, ook door vrouwtje. Geluid. Roep metalig ’tik tik’, soms kort ratelend. Zang wordt gehele jaar gehoord, luid, melodieus en parelend, vanaf verheven zangpost, maar vogel zit zelden geheel open. Voorkomen. Algemene standvogel, maar in noorden en oosten zomergast. Habitat. Vochtige loofbossen met ondergroei. Vermijdt dicht bos, droog naaldbos en open gebieden als velden, woestijnen, etc. Op trek ook in geïsoleerde bosjes en heggen in open gebieden. Voedsel. Ongewervelden, zaden en vruchten. Foerageert voornamelijk op de grond, pikt hierbij ook onstuimig in de grond om ondergrondse prooi op te sporen. Jaagt soms vanaf lage uitkijkpost. zandzak1

Her en der waren nooddijkjes en zandzakken te vinden als sporen van de strijd tegen het wassende water. Niet voor niks, sommige boerderijen lagen duidelijk in de gevarenzõne, die hadden tot hun derde oksel in het water gestaan. Het water stond nog steeds hoog, goed waren de verwoestingen te zien die het kolkende water had aangericht. In deze uitgestrekte landschap vervolgden vijf eenzame figuurtjes hun weg over nooddijkjes, zandzakken en soms diep in de blubber. Het was afzien, maar er kwam geen klacht van hun lippen. Het waren namelijk kranige kerels, die wij. We trokken verder, namen de brug in Bokeloh en vervolgden de terugweg. In het dorp betraden we het kerkhof en bezochten het graf van Heinrich Rolfes. Er waren veel pronkgraven te zien, ook hier ligt het kapitaal op het kerkhof. We verlieten het dorp en trokken het woud in. We hadden er zin an, we waren blij van zin, we waren optimistisch, we waren verdwaald. De nattigheid van de afgelopen maanden speelden ons parten. Na een poosje als mank vee rond te hebben gehost vonden we een pad, wij zijn per slotte padvinders!! Yeti was nog niet uitgehost, vol enthousiasme nam hij alle omwegen die er te vinden waren. Het leek wel of iemand hem een sambalzetpil in de kont had gestopt. De natuur was in rust, beversporen waren de enige sporen van activiteit. We liepen via het grote zandgat naar de Hase-altarm. We namen bij tijd en wijle een neut en een paf, dat hield de moed erin. Bij de tent aangekomen gingen we over tot de orde van de dag, genieten in het najaarszonnetje met een pintje en pafke dabei. Route 66 zat erop. Die avond en nacht vroor het slecht 5 graden, toch wel koud hoor. Zondag 22 november 1998. Na een ontbijt van rösti, worst, ei en augurken en vrieskou waren we om half tien gereed. De komende voettocht leidde ons naar de Mittelradde. De kou maakte de tocht een beetje bar. Yeti had zoveel ijs in zijn snor dat hij twee sleepsporen naliet. De Mittelradde was zoals verwacht verdwenen in een zee van ijs en water. We doken snel het wald in richting Wolff. Hier zagen we een drietal reeën, Oehoeboeroe zag nog een in het veld liggen. In fotografiehouding noemde hij het zelf. Boven in het zwerk werd een V-vormig formatie vogels waargenomen. Volgens enkele broeders waren het kraanvogels. Kraanvogels zijn reigerachtige gracieuze vogels, hebben een langzame krachtige vleugelslag afgewisseld met lange zweefvluchten. Ze overwinteren in Spanje. Ai, toch maar geen kraanvogels broeders. Ik hou het op de

Grauwe Gans, die heeft Noord-Duitsland-Denemarken als overwintering. Anser anser. Vogelgroep: Ganzen. Nederlands: Grauwe Gans. Duits: Graugans. Veldkenmerken. 75-90 cm. Een grote, zware, grijze gans met grote kop. Grauwe Gans verschilt van andere ‘grauwe ganzen’ door ontbreken van zwart op helder oranje snavel, vleeskleurige poten, lichtgrijze vleugelboeg en stuit, kop en nek niet donkerder dan lichaam en onderdelen (vrijwel) zonder donkere bandering. Borst vaak met zwarte vlekken, maar niet gebandeerd zoals bij Kolgans. Twee Europese ondersoorten kunnen in het veld herkend worden: Westeuropese A. a. anser heeft oranje snavel; Oosteuropese A. a. rubrirostris met roze snavel en blekere bovendelen. Geluid. Als van tamme gans. Voorkomen. Vroeger wijdverspreid, thans in verschillende kleinere gebieden. Sinds kort (opnieuw) ingevoerd in diverse gebieden. Zeer algemene broedvogel op IJsland. Habitat. Broedt nabij grote, open zoetwater gebieden met dichte oevervegetatie. In broedtijd in toendra, natte gebieden, moerassen, heidevenen etc. Buiten broedtijd in nat grasland, zoute en zoete moerassen, riviermondingen, ondergelopen terrein etc; foerageert ook op graanakkers, stoppelvelden en andere landbouwgebieden. Voedsel. Graast op wortels, knollen, groene bladeren, bloemknoppen, vruchten etc. Foerageert ook zwemmend. Ei. Zonder tekening, basiskleur crèmewit, licht- tot donkerbruin of geel wordend tijdens broeden. Schaal glad, niet glanzend. Vorm subelliptisch/lang subelliptisch. Formaat 85 x 58 mm (77-97 x 50-66), gewicht 149 g (122-179).

Het weekend zat erop, met de opruimingswerkzaamheden werd begonnen. Dit weekend ging een heel mooi beslag krijgen. Ons lustrum werd gevierd met een etentje bij de Chinees, als nette varkens, dat wel. Moed broeders, struikel niet. Vliegend Hert.


Geplaatst

in

door

Tags:

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *