1999 november

Na het gebruikelijke kwartier maken togen we snel op expeditie. We moesten tempo maken daar het vroeg donker zou worden. Voor het donker moest ook het eten nog klaar gemaakt worden. Onze trip ging richting Hase Altarm. Hier vonden we knaagsporen afkomstig van een bever. Een boomstam klassiek afgekloven als een potloodpunt. De jaren geleden uitgezette bevers hielden tot nu toe goed stand in de rauwe natuur. Jaarlijks doen we wel ergens een vondst van deze ijverige knagers. Het weer was stemmig depri. Na een omtrekkende beweging waarbij we opnieuw moesten aanzien hoe Groß Dörgen weer kleiner is geworden door nieuwe afgravingen, trokken we terug naar ons hoofdkwartier, de Abdij. Het eten maakten we warm op Esbit. D`r was geen gas aanwezig, een regiefoutje. Ging prima hoor, dat opwarmen op Esbit. De overige leden, Oehoeboeroe ontbrak weer, kwamen pas tegen acht uur aankakken. Dat blijft me toch elke keer weer verbazen. Zo`n weekend kan mij niet lang genoeg duren, elke minuut is er één. We trokken ons die avond terug in de abdij en namen ervan zoals wij dat al 10 jaar doen. Zaterdag. We werden wakker met harde wind en slagregens. Schiete. Om ons een beetje te beschermen tegen de elementen spanden we een dekzeil langs de open wand van de kapschuur. Het hielp eigenlijk niets maar we waren even van de straat. Net dat we klaar waren met het opspannen van de dekzeil hield het op met regenen. Eigenlijk beter zo, regen is wel het minste weertype op zo`n weekend. Die dag stond in het kader van de barbecue die avond. Wij als Sus Scrofa hadden de autochtonen in Groß Dörgen via een uitnodiging laten weten dat ze zich op onze kosten konden laten volvreten. Het was ons millenniumfeest. Werner zorgde voor de drank, daar is ie goed in. Om twee uur togen we naar de schuur van de familie Knubbe om de schuur op te ruimen. Stoelen haalden we van de buren, die had ook zo`n leuke kneipe achter zijn huis gebouwd, dat vergeten we niet. Het was zo gepiept. De partytent stond er al en diende als afdak, de lege schuur als asbak. We hadden het druk met het verwerken van het aangereikte bier door Werner. Ja, daar zijn we goed in. Zijn grote herdershond liep blaffend iedereen in de weg. Ze zeggen wel eens dat de baas steeds meer op de hond gaat lijken. Klopt niet, we hebben Werner nog niet op het bankstel zijn ballen zien te likken. Om twee uur in de middag trokken we het veld in. Via squaw vally de zinderende wouden in. We moesten weer aan de kajak denken. Langs het erpelveld deden we onze eerste natuurontdekking. We vonden een braakbal van een Buizerd. Er zijn buiten de uil meer dieren die aan deze viezigheid doen. Sus Scrofa`s braken geen ballen, anders hadden ze wel schone broekspijpen. Bij een ijzeren hek, waar we ooit een schaap hadden aangetroffen, vonden we een kikker. Zat niet veel muziek in. Logisch eigenlijk, een kikker is een koudbloedig dier. Bij dit koude weer hoorde hij in de grond te zitten. Trouwens, het bloed van de schaap was kouder en zal nu waarschijnlijk ook wel diep in de grond zitten. Afgezien van de maden zat er namelijk niet veel leven meer in. Het waren Maden in schaapskleren. We lieten de kikker verder verrekken. In de wei zagen we een aantal paardjes. Een boer had een soort van OK-corral in de wei gebouwd. De uitslover. Wyat Earp is toch allang dood! Tegen drie uur klaarde het weer op, we zagen de zon meer en meer door het wolkendek heen schijnen. Achter boer Wolff stond nog steeds de wildkansel op de hoek van de landerijen. Een luxe kansel voor meneer de jager. Het was zowaar voorzien van een draaistoel zo uit een vliegtuig gesloopt. Een schietstoel zogezegd. Gemak schiet de mens moet je maar denken. Tja, je hebt jagers en negers. De een knikt, de ander schudt. Aan de voet van de kansel zagen een val die we al eens eerder gevonden hadden, het stond op scherp. Dit keer trapten we dat ding een eind het bos in. Bij de voederplaats van wildzwijnen stond een emmer maïs, tot onze tevredenheid zagen we dat goed voor onze naamgenoten wordt gezorgd. Een ropplaats wees op een duif die door een Buizerd was gestript, de veerschachten waren namelijk door de snavel bij het uitplukken beschadigd. Even verderop zagen we een eik die rijkelijk was voorzien van korstmos. Een teken dat de lucht niet was verontreinigd, daarom staken we met een gerust hart nog een sigaret op. In een schuttersputje vonden we een aangevreten bunzing met een stuk fazantenvleugel. De jager gesneefd naast zijn prooi? Dat is ongebruikelijk. Vliegend Hert dook in het putje en peurde met zijn stok aan de vleugel. Een knal weerklonk. Stukken mos en gebladerte vlogen door de lucht. Hert keek verbaast naar zijn wandelstok. Een grote berenklem had zich er in vastgebeten als een Amerikaan in een hamburger. Stropers. Dat had ook anders kunnen aflopen. Gezien de lengte had het, in plaats van de wandelstok, ook Herts edele deel kunnen zijn. De stropers kunnen blijkbaar niet overzien wat voor een leed ze kunnen aanrichten met hun bijtgrage materiaal. Voorbeeld: Mamma, mamma, kijk eens wat een leuke veertjes in de kuil! KLASH!! De klem was op dat moment met een knal om de hals van het kind dichtgeklapt. De vrouw had haar man aangekeken, zenuwachtig giechelt en gezegd: ”hihi, wat kinderen, hihi, toch allemaal niet doen, hihi, om aandacht te krijgen”. Verderop zagen we een ton gevuld met graan. Een muis, op zoek naar een feestmaaltje, had zich door een opening in de wand naar binnen proberen te dringen. De muis kwam halverwege de gat hopeloos klem te zitten en er was geen weg meer terug. Wat een kwelling overkwam de muis, zo te sterven van de honger. Zoveel graan en niets te eten. Groot leed in het klein, een foto ontrok de muis aan de vergetelheid. Nou ja, het gat zat wel weer dicht. muisWe trokken langs Wolffs hoeve richting abdij. Om 15.50 uur arriveerden we in de kapschuur, onze hoofdkwartier. Hier had zich ongemerkt de onbrekende lid van het weekend toegevoegd. Oehoeboeroe (Harry). Hij had nog even een ommetje over de dooie arm gemaakt om zijn eigen ik te zoeken. De Wijze Uil nodigde ons uit op de barbecue. Dat deden we dan die avond. Het werd een daverende avond met de nativen. Het millennium kreeg in Groß Dörgen een waardig eind, met dank aan de Sus Scrofa`s en, vooruit dan maar, Werner. Zondag 28 november 1999. De morgen stond in hoofdzaak in het kader van het opruimen. De schuur van Werner werd in tempo weer in de oude staat terug gebracht. We gooiden een paar oude stoelen naar binnen en een strooiden een zak met zaagsel rond, kulaaaaar!! De schuur was weer in de oude staat. We vraten de overgebleven stukken vlees op, hiervoor was de barbecue opnieuw aangestoken. Vlees wat we niet meer vertrouwden gaven we aan de familie Knubbe. Ook de tafel stoelen brachten we terug naar de Kneipe van Grote Werner. Hier persten we nog een borrel door onze strot, plaatselijke gewoonte, moet je niet weigeren, je weet wel, pek en veren. Yak, nog een borrel. Het was een mooi weekend met een waardig slot. Volgende keer, het voorjaarsweekend, doen we op verzoek van Oehoeboeroe in maart. Dat komt Uil beter uit. Kein Problem, machen wir. Moed broeders, struikel niet. Vliegend Hert.


Geplaatst

in

door

Tags:

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *