Winkelweek op Erica

Wat waren we in September opgewonden als op Erica de winkelweek begon. We waren bijna niet meer stil te krijgen. Eindelijk verlieten we ons huis. Inmiddels was het pikdonker. Heel in de verte kon je het geluid horen van de kermis. Jawel, Erica had een heuse kermis. Met een draaimolen, oliebollenkraam, haringtent en natuurlijk de botsautootjes en een zweefmolen. We werden gek. Pa en Ma zochten voorzichtig een weg op het sintelpad naar de Havenstraat. In het donker kon je makkelijk je voet verzwikken op een onwillige sintel. Ondertussen renden we als jonge honden om hen heen en genoten we van de heldere sterren aan het firmament. In die tijd was er nog geen lichtvervuiling. Eindelijk bereikten we de Havenstraat. Op een seintje van Pa mochten we de straat oversteken. Een kilometer verderop zagen we de brug van Erica. Met grote ogen keken we in de verte. Als je goed keek zag je gekleurde lampen. Om vervolgens bij de kraag gegrepen te worden door Pa. We zouden zomaar als dolle honden vooruit rennen. We bereikten de Kerklaan. In de winkel van Geraets brandde geen licht meer. De gekleurde lampen kwamen echter steeds dichterbij. Met de lampen ook het geluid van de kermis. Bij de Aral benzinepomp van Heyne op de hoek van de Duikerstraat werd de kermis al bijna oorverdovend. Wauw, wat een licht. Overal stonden palen met gekleurde lampen, het leek wel kerstmis. Bij kapper Görtz kregen we de eerste schrik te pakken. Op een kar stond een levensgrote olifant in een nis geparkeerd. We kropen bijna in de broekzak van Pa. Grote goedheid, waar kwam zo´n groot beest zo snel vandaan? Snel liepen we door. Bij de Boerenleenbank kon je de drukte van al die mensen goed zien. De meesten liepen naar de brug. Daar was de Ericaase markt, links en rechts van de straat aan de zuidzijde van het kanaal. Er was er zo druk, je kon over de koppen heen lopen. Overal mensen, overal licht, overal lawaai, we keken onze ogen uit. Pa en Ma hadden moeite het gezin bij elkaar te houden in de krioelende drukte. In Joop Huizing zijn kraam stond een grote pan heet water. In het dampende water dreven tientallen rookworsten. Joop viste af en toe een rookworst uit de pan, deze werd op een snijplank gelegd. Een scherpe mes en een vaardige hand deed de rest. Even later belandde een halve rookworst in een puntzak. Mosterd erbij? Joop verkocht ze aan de lopende band. Pa vroeg aan mij of ik een halve rookworst lustte. De hemel brak open en het engelengeschal overtrof het lawaai van al die mensen. Ik was gek op rookworst. Even later liep een tienjarig glunderende ik met een puntzak rookworst. Geen mosterd erbij, alleen de rookworst proeven. Wat heb ik genoten. Langzaam schuifelden we langs de diverse kramen. Bij garage Luth stond een motor met een zijspan. Harly Davidson stond op de tank. Het was een rode motor met veel chroom. Eigenaardig, de versnellingspook zat rechts van de benzinetank. Nog eigenaardiger, er zat een achteruitversnelling op. Te koop voor 500 gulden. Die Luth kon zijn verstand wel niet hebben. Die motor werd die avond natuurlijk niet verkocht. Naast de motor stonden een paar reusachtige honden. Gooi er een zadel op en je kon ermee wegrijden. Het bleken Sint-bernardshonden. Met grote ogen hebben we die beesten een tijd bekeken. Dat was wel wat anders dan onze Lexie. We liepen terug naar de brug, staken de Pannenkoekendijk over en liepen richting de trambrug. Ook hier stonden langs het kanaal allerlei kramen. Het eindigde in een oliebollenkraam waar enkele lieden met luide stem hun waar aan de man brachten. Terug naar de brug, het centrum van al die drukte. Joop stond daar nog steeds worst te snijden. We gingen naar de kermis gelegen naast de Raiffeisenbank. Daar stonden toen nog geen huizen. Voor de ingang van de kermis stond een viskar. Van Pa en Ma mochten we een vissie eten. Tjongejonge, dat was wel iets anders dan een eetlepel levertraan, we konden onze geluk niet op. Wat was dat toch een mooie tijd, de winkelweek van Erica. Ik koos een zure haring. Op een stuk wit papier werd me een zure haring aangereikt. Een joekel. Leek wel een walvis. De haring smaakte verrekte goed. We liepen het kermisterrein op. Een kakofonie aan geluiden. De ene kraam overtrof de andere in volume van muziek. Af en toe schreeuwde een kraameigenaar enthousiast in de microfoon. Iemand had een prijs gewonnen. Even later zag je een glunderende man met een geel pluchen beer in de hand. We liepen verder het kermisterrein op. Overal flitsende lichten en overal harde muziek. Vol ontzag keken we naar de zweefmolen. Je zag allemaal draaiende schilderijen en rijen lampen. Aan kabels hingen stoeltjes met mensen. Daartussen liep een man die af en toe een stoel tegen hield, vaak met een leuk meisje. Wanneer de man de stoel losliet lanceerde de stoel met het meisje de duisternis in. Een wegstervende gil naar boven begeleidde deze. Gelukkig kwam achter de draaimolen het meisje weer terug uit de duisternis en zoefde het stoeltje terug in mans handen. De handeling herhaalde zich. Als schotels zulke grote ogen keken we naar het schouwspel. Voor geen goud kregen ze ons in die stoelen. We naderden de botsautootjes. Dat leek ons wel leuk. Zomaar met een autootje rondrijden. We begonnen tegen Pa en Ma aan te zeuren. Daar moest je op tijd mee beginnen anders duurde het alleen maar langer. Na lang genoeg te hebben gejengeld mochten we van Pa en Ma een keertje in de autootjes. Ella, mijn jongste zus, mocht ook mee. Ma riep naar Jos, “houl heur maar ’n bietie vast”. Ella zat trots naast Jos. Jos hield Ella een beetje vast. Muntje in het gleufje, de pedaal ingetrapt. We wachten op het moment dat de autootjes in beweging kwamen. We stonden er niet bij stil dat het botsautootjes waren. Met nadruk op bots. Jos was nog geen drie meter weg of hij werd frontaal geraakt door een tegenligger. Het lachende vrolijke blonde meisjesgezicht van Ella kwakte hierbij vol op de dashboard van de botsauto. Tussen de botsautootjes beende een moeder naar de plek des onheils. Ella had een fikse snijwond aan de kin en bloedde vol overgave. Ella loeide boven het kermismuziek uit. Daar toog de familie Beukers van de kermis. In hun midden  een meisje met een zakdoek tegen haar kin. Hup, naar dokter Huisman. Ma plukte de overige kroost weg van de oliebollenkraam. Aan het gezicht van Ma hadden we door dat jengelen op dit moment geen zin had. Allemaal de schuld van Ella. De familie Beukers werd bij dokter Huisman ontvangen. Niet veel later liep de familie Beukers terug langs de Havenstraat naar huis. Langzaam doofden de lampjes in de verte, langzaam stierf het geluid weg. De sterren aan de hemel kregen weer de overhand. Voor ons liep Ella, haar kin versiert met een grote pleister. Het was weer een jaar wachten op de mooiste winkelweek van de wereld.

Geschreven door Henk Beukers


Geplaatst

in

door

Tags:

Reacties

Eén reactie op “Winkelweek op Erica”

  1. G, Suelmann avatar
    G, Suelmann

    Wat een mooi nostalgisch verhaal, lijkt lang geleden maar in herinnering, als gisteren.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *