Posts by: H. Beukers

Krappe beurs vakantie

Krappe beurs vakantie

Een tientje zakgeld per week werd aangevuld met een tientje werken op zaterdag of vakantiewerk. Later werd een dag werken zelfs beloond met vijfendertig gulden. Van de zes weken schoolvakantie werkten we vijf weken achtereen van acht tot vijf, zes dagen in de week. Desondanks nog steeds geen vetpot, zeker niet om eens uitgebreid op vakantie te gaan. Eerst gingen we met de bromfiets. Bepakt en gezakt gingen buurjongen Herman, neef Harry en ik naar Bad Zwischenahn in Duitsland. Kreeg die bromfiets van mij kuren. Veel kabaal en niet harder dan vijfendertig kilometer per uur. Later bleek ik vergeten ergens olie in of op te doen. Daar op de camping gekomen bleek een enorm deel van ons budget op te gaan in verblijfskosten per nacht. Afijn, we deden onze campingervaringen op. Zelfs een heus kampvuur was op het terrein mogelijk. Daar maakten we natuurlijk goed gebruik van. We kwamen in aanraking met een Duitser uit Ost-Friesland. Beroep: schoorsteenveger. We keken hem verbaast aan, alsof uit een sprookje gelopen. Was zijn dit voor ‘achterstallige’ mensen die nog schoorstenen vegen. Maar hij kwam met een volle krat bier aanlopen, een goede reden om iets te vergeven. Maar wat een gastvrije gasten die Ost-Friesen. Andere campingDuitsers net zo gastvrij, ze kwamen met flessen sterke drank. Dat ging maar door, elke dag. Wij waren zo onbezonnen om te denken dat we tegen die Duitsers op konden drinken. Ik ben een keer verdwaald in het bos naast de camping. Vreselijk de weg kwijt. Alleen met kruipen kon ik nog iets zien tussen het dikke struikgewas. Later bleek het een coniferenkwekerij te zijn naast de camping. De coniferen reikten niet hoger dan de knie. Na een week zuipen hadden we van al die drank genoeg. We vertrokken. Eigenlijk moesten we vertrekken omdat de campinghouder had ontdekt dat we alle houten rasterpalen om de camping in het kampvuur hadden opgestookt. Met een gloeiende kabaal van vijfendertig kilometer per uur kwamen we aan in het voor ons zo vertrouwde Groß Dörgen. Daar zaten nog een paar armoedzaaiers, Bennie en Frans. Ik kan me nog een vakantie herinneren dat we alleen nog een pak vermicelli en een flesje maggi hadden. Door de vermicelli niet te breken zaten we even later achter een soort van bord spaghetti. Maggi moest aan het gelige drab iets van smaak brengen. Buurman boer, tevens jager, kwam nog even langs, hoofdschuddend liep hij verder. Gelukkig waren zijn toegangsbordjes net opgebrand in het kampvuur. We stonden op het punt naar huis te gaan. Opeens kregen we bezoek van onze gastheer Alwies Rolfes, tevens boer. Hij vroeg ons mee te helpen het hooi van het land te halen. Het zou namelijk tegen de avond gaan regenen. Omdat we toch niks te doen hadden gingen we de boer helpen. Het hooi was net op tijd binnen. Alwies was ons dankbaar. We moesten blijven eten. Welnu, toen dan maar. Nooit gedacht dat een Duitse boerin zo lekker kon koken. Het hield niet op, wel vijf gangen! Daarna kwam Alwies met drank. Onze vakantie duurde zomaar enkele dagen langer. Ook in latere jaren, met de auto, hadden we last van budgettaire problemen tijdens onze vakanties. Of we zopen teveel, zou ook zomaar kunnen. Het eerste leeg kratje bier fungeerde als tafeltje. Daar stonden al snel vier ‘stoelen’ bij. Een windscherm bij elkaar zuipen duurde iets langer. We zopen gewoon teveel. Vooral die keer dat we een bezoek brachten aan de lokale campingdisco. Grote drukte want men was bezig met een loterij. Met een grote witte pluchen dobbelsteen werd het winnend lotnummer bepaald. Telkens wanneer de diskjockey de dobbelsteen op de dansvloer gooide bracht Herman de dobbelsteen als een kwispelende jachthond terug naar vanwaar het kwam. Gillende pret van het publiek, behalve van ons. Wij hadden al zo’n idee waar het hier naartoe ging. Telkens wanneer Herman de dobbelsteen terugbracht verstomde langzamerhand de gillende pret vanuit het publiek. Bij de zevende keer werden we uit de discotheek gesmeten. Bij de eerstvolgende Schnell Imbiss vrat Herman zich vervolgens stijf in Bratwursten mit Mayo. Herman had het meeste geld want hij werkte al. Tot ook Hermans geld op was. Statiegeld van de meubelen en windscherm gaf enig respijt. We vertrokken blut naar huis. Op weg naar huis presteerde Frans weer eens precies op de verkeerde tijd op de verkeerde plaats te zijn. Tijdens de autorit naar huis moest Frans plassen. Dat begint dan vaak met vaag gemompel, later geneuzel gevolgd door een paniekaanval. Vlak voor het verlaten van de stad wees Frans naar een hoge grasdijk. Daar kon Frans op zijn gemak zijn blaas ledigen zonder dat geloer van zijn kameraden in zijn nek. Want Frans geneerde zich nogal snel. Bovenop de dijk aangekomen begon Frans direct als een paard te plassen. Als Frans eenmaal begon te plassen, dan was er geen houden meer aan. Ook niet toen bleek dat op de dijk nog geen meter voor zijn straal een spoorlijn lag. Ook niet toen hierover, vlak voor zijn neus, tergend langzaam, een passagierstrein langsreed die remde voor een perron verderop. Frans, een vuurrode kop gevuld met boerenkiespijnlach, restte niets anders dan, al plassend, vriendelijk terug te zwaaien naar de wijzende passagiers in de trein. Ja ja, Frans geneerde zich snel. Onze budgettaire ellende was nog niet ten einde. Allereerst iets over de Duitse keuken. Daar kon geen Nederlandse keuken tegenop. Als je in Duitsland een schnitzel bestelde dan lebberde zo’n vleeslap als een surfplank over de bordrand. De schnitzel was bijna niet te zien door de enorme berg champignon- of zigeunersaus. In Nederland kreeg je een heel groot bord met daar middenin een gepaneerde stukje vlees. Ter grootte, dikte en smaak van een bierviltje. Geen champignon te zien, laat staan een zigeuner. Het enige vette hieraan was de prijs. Wanneer dit soort verhalen worden verteld in een auto met vier gezonde hongerige knapen van een jaar of achttien dan begonnen al snel de magen te knorren. Ten tweede iets over de gastvrijheid in Duitsland, daar konden ze in Nederland alleen maar van dromen. Het was een eer om van hun gastvrijheid gebruik te mogen maken. Nou, dat deden we. We stopten voor een cafetaria, gingen naar binnen aan een tafel zitten. De tent was verder leeg. Het was drie uur in de middag. We vroegen vriendelijk aan de serveerster of de keuken al was geopend. Dat bleek open. Na een vriendelijk praatje op onze beste Duits vroegen we naar de menukaart. Even later kwam ze met een mandje gesneden broodjes en zette deze voor ons op tafel. Een Duitse gewoonte als je iets gaat bestellen. Lachend liep ze naar achteren om de menukaarten te halen. Toen de vriendelijke serveerster na enkele minuten terugkwam zag ze een lege tafel. En een leeg broodmandje. Van gulle Duitse gastvrijheid geen kwaad woord. Hier was sprake van een noodsituatie, hongerige Nederlandse tieners en geen cent te makken.

Geschreven door Henk Beukers

Sikken Dore

Sikken Dore

In de jaren tachtig van de vorige eeuw was hier werk zat. Elke bouwvakker kon zo aan de slag. Toch gingen hele volksstammen werken in Duitsland. Over ver werken heette dat, het verdiende goed. Het was de gewoonte om vrijdag terug te keren naar Nederland. Zeker voor vrijdagmiddag. Dan moesten sommigen het steunbriefje inleveren. Op die manier werd een dubbel inkomen verkregen. De toenmalige Linkse Kerk ging teveel uit van fatsoen en eigen verantwoordelijkheid. Controle was er nauwelijks, als ze er naar vroegen dan werd een zielig verhaaltje opgedist. Bij de ambtenaar in kwestie ging dat erin als koek. Later in de kroeg werd schamper gelachen over zoveel naïviteit. Het waren niet alleen de jaren tachtig toen velen in Duitsland gingen werken. In het begin van de vorige eeuw, zo omstreeks 1905, trokken vele turfgravers naar Duitsland. Het verdiende gewoon beter in Duitsland. Zo trok ook Anton Evers naar het Duitse Osnabruck om daar te gaan werken in het veen. Anton maakte daar lange dagen en verdiende goed. Soms trok hij huiswaarts, een reis van bijna een halve werkdag. Het werken in het veen was zwaar. Via het spoor werden de turven in lorry’s naar een verzamelplek gebracht. De lorry’s werden vervolgens door een stoomlocomotief van het veen getrokken. Natuurlijk werden onder de kerels geintjes uitgehaald. Een geliefd geintje was een stuk kienholt voor de wielen van een lorry te gooien. De lorry ontspoorde en kwakte naast het spoor in het veen. De lorry moest in de rails worden getild, alle losse turf moest weer in de lorry worden gesmeten. Als ze dat bij jou flikten dan kon het terugpakken natuurlijk niet lang op zich laten wachten. Nog dezelfde week kwakte een lorry van de opponent tegen de vlakte. Hilariteit alom. Niet bij Anton Evers. D’r werd een stuk kienholt voor de wielen van zijn lorry gesmeten. Prompt kwakte de lorry met turf tegen de vlakte. Met dien verstande dat Anton precies op de plek stond waar de lorry heen viel. Hij werd bedolven onder een paar ton staal en turf. Het weekend erop kwamen Doortje Evers-Berends, zijn vrouw, met de kinderen over naar Osnabruck. Om Anton op de lokale kerkhof aldaar te begraven. De sociale omstandigheden in die tijd waren niet te vergelijken met de huidige. Met een uitkering van een paar gulden per week moest Doortje zich redden met haar jonge kinderen. Haar oudste kind Beth werd van school gehaald, ze moest zorg dragen voor haar jongere broers en zussen. Ze was nog geen tien jaar! Beth moest zeven dagen in de week dag en nacht werken voor het gezin. Het was de rauwe werkelijkheid achter het veel voorkomende analfabetisme. Om toentertijd het gebrek aan leesvaardigheid te verbloemen werd de klant door de fotograaf met een boek op de schoot gefotografeerd. Schaamte hoort hier eigenlijk niet op zijn plaats zijn. Zij waren immers niet schuldig aan het alom voorkomende analfabetisme. Het was destijds de meedogenloze keiharde politiek dat hier debet aan was. Vaak kon je de hardheid van het leven van het gezicht aflezen. Zo ook bij de vrouw op de foto, Beth of Elisabeth, mijn opoe (oma). Opoe was een sterke vrouw. Op eigen kracht heeft ze op latere leeftijd zich het leesvaardigheid nog eigen gemaakt. Voor opoe’s moeder Doortje, Willems vrouw, braken in 1905 bittere tijden aan. Van die paar gulden kon het gezin niet rondkomen. Volgens de op religieuze leest geschoeide politieke opvattingen van die tijd moest het inkomen in het zweet des aanschijns worden verdiend. Het zware werk van de huisvrouw werd simpelweg niet beschouwd als werk. Hardvochtig werd haar een inkomen onthouden. Pastoors en dominees praatten dit goed met beloftes van hemel of dreigden met hel en verdoemenis. Doortje werd noodgedwongen veenarbeider. ‘s Morgens in de vroegte trok ze via het 5e Blok naar het Amsterdamsche Veld. Om daar twaalf uur lang zware arbeid te verrichten. Zodat de heren uit Amsterdam hun rendementswaarde in aandelen konden behouden. Ondertussen werkte haar oudste kind Beth zich uit de naad om de kinderen in de kleren te krijgen, hun eten te geven, ze naar school brengen of de dagelijkse berg was te doen. Af en toe kreeg ze hulp van familie Berends, familie van moederskant. De familie Berends woonde destijds aan de Broekweg. Een verborgen weggetje in het veld tussen Klazienaveen en Erica. Mijn moeder, dochter van Beth, kon zich als kind nog dergelijke bezoekjes aan de familie Berends herinneren. Een huisje paradijselijk gelegen in het veld. In het huisje hingen allerlei kruiden aan het plafond te drogen. Toentertijd woonde Doortje met haar kinderen op Erica in een huisje aan de straat naar Emmen ter hoogte van de latere haven. Het huisje staat er nog, sterker nog, in dat huisje ben ik als achterkleinkind van Doortje vele jaren later geboren. Om het hoofd een beetje boven water te houden had Doortje een paar geiten. Spierwitte geiten. Koeien voor de armenluismensen. Nadat de haven in de jaren dertig werd aangelegd lag hier een brede kade van gras. Hier zette Doortje, inmiddels een oude vrouw, de geiten aan de stik. Een stik was een ijzeren pin met een oog aan het uiteinde. De pin werd diep in het zand gestoken. Aan het oog zat een touw die zich verbond met de geiten. Zolang het touw was zo ver konden de geiten grazen. Was het gras op dan werd de stik verzet naar een andere plek. Op die manier werd het gras op de hele kade van de haven kort gehouden. Ook de wallen van het hoofdkanaal was een geliefde plek om geiten te laten grazen. Overdag zag je destijds langs het Verlengde Hoogeveensche Vaart tientallen geiten aan de stik grazen. ‘s Avonds bracht Doortje de geiten naar haar schuurtje en werden de beesten gemolken. Melk wat ze niet hoefde te kopen. Melk wat ze aanvankelijk bij gebrek aan geld niet kòn kopen. Op maandag tot en met zaterdag nam Doortje, toentertijd als jonge weduwe, de geiten mee naar het veld. In het dampige ochtendgloren zagen mensen op Erica een vrouwtje lopen op de Pannenkoekendijk. In haar kielzog een viertal geiten aan het touw. Op het eind van de Pannenkoekendijk lag het Hoofdkanaal, later Dommerskanaal geheten. Achter het kanaal richting Schoonebeek lag het Amsterdamsche Veld. Eigendom van investeerders uit Amsterdam die flink verdienden aan het bruine goud. Menig huiskamer in Amsterdam werd destijds warm gehouden met turf uit Erica. Doortje hield zich warm door die turf voor hun uit te graven. Af en toe nam ze een turfje mee voor haar kacheltje. Het enkel-steens muurtje van haar huis was geen partij voor de koude oostenwind. Ondanks alle ellende dacht Doortje ook af en toe aan haarzelf. Dan ging ze die avond naar slijter Hof. Onder haar jurk zat een flesje. Dan kocht ze een maatje jenever, en paar borreltjes. Dan zat ze die avond genoeglijk tussen haar kinderen en gunde ze haarzelf een versnapering. Een rustige oude dag heeft mijn overgrootmoeder Doortje niet gekregen. Een triest lot stond haar te wachten. In die tijd was de wetenschap nog niet zover of zelfs onbetaalbaar om iets tegen kanker te kunnen ondernemen. Zeker niet tegen slokdarmkanker. Doortjes oudste kind Beth was inmiddels getrouwd met Jans Kölker (opa), ze woonden aan de Kerkweg. Wanneer in die dagen Doortje bij mijn opoe bleef eten kreeg ze niets door de keel. De tumor had de keel verstopt. Na een paar minuten kwam alles er weer uit. Onderweg naar buiten probeerde ze nog enkele kruimels naar binnen te werken. Het mocht niet baten. Doortje is tachtig jaar oud geworden, toch nog een respectabele leeftijd voor die tijd. Vrijwel elke Ericaan kon in die tijd het vrouwtje herinneren die vroeg op pad in het veen ging werken, in haar hand een touw met een viertal witte geiten. Het was dezelfde Erica die hierom haar een bijnaam had gegeven, die van Sikken Doore.

Geschreven door Henk Beukers

September 2017

September 2017

dscf5773Vrijdag 22 September 2017
Traditiegetrouw kwam een witte VW bestelbus de oprit oprijden. Onze SusScrofa-weekend september anno 2017 had een aanvang genomen. Aanvankelijk zouden Batman en Vliegend Hert de afstand tussen Erica en Groß Dörgen te voet afleggen.

vliegenzwam

vliegenzwam

Een voetblessure maakte aan dit voornemen een abrupte eind. Yeti en Vliegend Hert droegen op die vrijdag de zorg voor de foerage. Opgewekt togen de twee die middag op weg naar Klazienaveen. Het werd een weekend waarop ieder hoopte, stralend mooi weer en bovendien warm. En paddenstoelen, paddenstoelen en paddenstoelen.

Waslakzwam

Waslakzwam

Herfstiger konden we ons het weekend niet wensen. Het werd bovendien een heuse kampvuur-weekend. Maar zover was het nog niet. Eerst bij onze toeleveringsadres de boodschappen doen. We besloten, buiten het bier, iets voorzichtiger in te kopen gezien de restanten van de vorige weekenden. Dat heeft achteraf goed uitgepakt, dit weekend was vrijwel niets overgebleven. Na Klazienaveen vertrokken we naar een toeleveringsbedrijf in het centrum van Stadt Meppen in Duitsland. 

tonderzwam

tonderzwam

Hier sloegen we de producten in die niet in Nederland verkrijgbaar waren maar toch een essentieel onderdeel uitmaakten van het weekend. JagdSlock en echte Duitse Bratwürsten. Daarna trokken we richting Groß Dörgen, we verdwenen in het bronsgroene eikenwoud waarin onze onderkomen zich al vele jaren bevond. Kort na het installeren van inkopen en overige goederen lieten we de Ketel goed uitwaaien door alle vensters te openen. Dat gaf de spinnen tenminste weer een beetje lucht. Kort daarna openden we ons eerste blikje bier. Een emotioneel moment dat we even moesten wegslikken.

geelwitte-russula

geelwitte-russula

We kregen opeens zin om een mini hike te lopen. Zomaar! Spontaan en een richting, maakt niet uit waar. Toevallig werd dit richting Bokeloh. Even later voegden we daad bij het woord. Want zo zijn we hè, niet alleen woorden maar dan ook daden. Alleen echte kerels doen dat nog tegenwoordig. Om een lang verhaal kort te maken, twee Drentse kwartiertjes later zaten we achter een koele bel bier op een terrasje van Gasthof Giese. 35 kilometer van de Nederlandse grens en het stikte van de Nederlanders. Vrijwel geen autochtoon te zien terwijl je bijna struikelde over de fietsen. Een cardioloog zou zeggen, ‘hier klopt iets niet’.

gordijnzwam

gordijnzwam

De fietsen met hulpmotor in de trapas bleken allemaal te zijn van Nederlandse omanolanido’s (oud maar nog lang niet dood). Na op het terrasje het glas gekanteld te hebben kreeg Yeti een bekend echtpaar in beeld. Kuhl, de naamgevers aan Kuhl’s Platz.

purperrode-russula

purperrode-russula

Inmiddels oud en een beetje in de mineur. Zo’n type die een dubbele cognac in zijn aquarium gooit om toch nog vrolijke gezichten om zich heen te hebben. Ze wilden nog graag een keer net als vroeger de omgeving verkennen. We wensten het echtpaar het allerbeste en namen nog een belletje. Even later trokken ons terug in het woud. Die avond voegden Batman, Oei-oei en Bambam zich ook om het kampvuur. Om het vuur en rook werden de laatste nieuwtjes uit Erica uitgewisseld, natuurlijk werden oude herinneringen opgehaald. Het werd een ouderwetse kampvuur-avond.

Wegens een staking bij het KNMI is er morgen geen weer.

Zaterdag 23 september 2017
Batman en Vliegend Hert waren vroeg aan het dauwtrappen. dscf5691Na een stevig ontbijt trokken ze Sqauw Vally in om paddenstoelen te zoeken. In het dampige ochtendgloren zagen zij enkele koeien uit de mist ontwaren. Hier hebben de koeien beschikking over zo’n zeven hectare vol met heuvels met gras,struiken en bomen. parasolzwamWat een vrijheid hadden die beesten. Kom daar in Nederland eens mee. Enkele jaren terug zagen we hier een vijftal paarden in galop voorbij vliegen. Allemaal richting het Zuiden. Het bleken trekpaarden. Het zonnetje kwam op in alle pracht aan de oostelijke hemel. Zelfs een spinnenweb werd een kunstwerk in het gouden ochtendlicht. dscf5735Het was een poosje nat geweest, we verwachten een enorm aantal paddenstoelen. Niet veel later liepen de twee tot aan de knieën door de paddenstoelen. Niet het aantal maar de hoogte. Als melkkrukjes priemden de Parasolzwammen uit het heuvelachtige landschap langs de rivier de Hase. Ook een Aardappelbovist liet zich met bolle wangen zien.

Kees ziet 6 vrolijke kabouters lopen.. ze roepen: “We hebben Toverkracht, we hebben Toverkracht!”
Achteraan loopt een klein zielig kaboutertje. Kees vraagt: “Wat is er?”
Zegt het kaboutertje: “Ik ben To”

Om iets meer te weten te komen over paddenstoelen consulteren we een bijzonder persoon, Joop van ‘t Hof. Joop was onderwijzer. 

aardappelbovist

aardappelbovist

Was, want hij is vorig jaar overleden. Joop was zo’n type onderwijzer die met de kinderen het bos in toog. dscf5682Na zijn pensionering richtte hij zich helemaal op paddenstoelen en kon daar prachtig over vertellen. Een gevleugelde uitspraak van hem was, ‘alle paddenstoelen zijn eetbaar. Sommigen maar eenmaal’. Lees hier zijn verhaal. Fungi de paddenstoelen professor. Beneden aan de Hase zagen we aan de overkant noeste boeren in dampige ochtendgloren hun oogst van het land halen. De herfst was in alle pracht rondom aanwezig. Dikke eikels die in trosjes aan de takken hingen en met duizenden op de grond lagen. Om een eikel te zijn hoef je niet aan een tak hangen. dscf5665Dicht aan de Hase stonden Vlierbesstruiken waarvan de takken hun vruchten nauwelijks konden torsen. Na een omtrekkende beweging vol zwammen, boleten en russula’s kwamen we weer terug in de Ketel.

Wat zegt een paraplu tegen een wandelstok? Nudist.

Hier waren de overige leden van de groep inmiddels aan het ontbijten. Yeti had nog een klusje voor ons. Zachtjesaan een traditie aan het worden lijkt het wel. Yeti had overigs terecht geconstateerd dat een Grove Spar gevaarlijk dicht naar de dakrand van de Ketel was gegroeid. dscf5685De Ketel, waarvan de assen op klossen stonden, moest aan de achterkant zo’n 10 centimeter opzij worden geschoven. dscf5745Yeti had touw en een lier meegenomen. Met vereende krachten was de klus snel geklaard. De Ketel was voorlopig uit de gevarenzone van de Grove Spar. De Benefatiustocht werd ter plekke besproken. We besloten naar het Dörgener Moor te lopen, van daaruit naar Gie..Bokeloh, een tocht van zo’n 12 kilometer. We konden ook dwars door het moerasgebied lopen. Dat bewaarden we maar voor een latere weekend, liefst bij spookachtige weersomstandigheden. dscf5747Zoals gezegd was het een stralende nazomerdag met aangename temperaturen. Enkele bomen waren al bezig zich in hun kleurrijke herfsttooi te hullen. Maar de meeste bomenkronen waren nog hoofdzakelijk dicht en donkergroen. Via het executieveld liepen we naar de potloodventboom. Hier vonden we een lief Aardappelbovistje die ons lachend leek te begroten.

Wat is een komma toch belangrijk. Zin 1: Wacht, niet schieten! Zin 2: Wacht niet, schieten!

dscn6981

Terug op de straat verlieten we Groß Dörgen, een Vliegenzwam leek ons uit te zwaaien. We staken de grote weg naar Haselünne over. Voor ons lag een veld met koolzaad als een gele deken over het landschap. dscf5766_2Het werd gebroken door een bronsgroene eikenwoud en de schoorsteen van de spaanplaatfabriek stak daar pronter bovenuit. Het tafereel voor ons werd ruimschoots besprenkelt met najaarszonnestralen. dscf5778We liepen door en naderden het Dörgener Moor. Langs het pad lag een rode jerrycan waarop een jager zijn frustratie op mocht bekoelen. In het Moorgebied stond een bankje waar een vijftal SusScrofa’s in een warme najaarszonnetje in september op een bankje hun pauze hielden. Uit een rugzak werden een vijftal pilsjes gediept. Dit unieke rustiek moment werd digitaal voor eeuwig vastgelegd. Blauwe lucht met propperige wolken, lekker temperatuurtje. Het mag wel zo. Na de pauze liepen langs het Dörgener Moor om later een omtrekkende beweging te maken. dscf5786Boven de hoge maisvelden torende in de verte als een baken de schoorsteen met rookpluim in Bokeloh. Die kant moesten we op. Na hoge maisvelden, nauwe veldpaadjes en overwoekerde grindpaadjes kwamen we terug op de grote weg naar Haselünne. Na deze overgestoken te hebben doken we weer in het donkere woud. Bij het monument namen we een korte pauze. Bij het zandgat waren littekens van motorbanden in het zand zichtbaar. Om het zandgat namen we een pad naar Bokeloh. We kwamen in een buitenwijk. Zoals gebruikelijk werden hier de tuintje perfect bijgehouden. Alles proper en netjes. dscf5802Mooie huizen met strakke gazonnetjes. We kwamen zelfs een parkje tegen met activiteiten-apparaten. Zo kon Yeti al zijn muzikale kwaliteiten aan ons tonen. Tja, hij was rap klaar.

Een olifant vraagt aan een kameel: ” Waarom zitten je borsten op je rug?” “Nou” zegt de kameel, “rare vraag van iemand wiens lul aan zijn gezicht hangt”

Via het kerkhof, achter de kerk langs, kwamen we bij een trap naar beneden. Onderaan de trap liep een straat, aan de overkant van de straat een Kneipe. Jawel, Gasthof Giese. Als een blinde vlieg op een dampige keutel kwamen we daar op af. Even later, onder een parasolletje tegen de najaarszonnestralen, zaten een vijftal varkentjes achter een koude bel bier. dscn6992Opnieuw stikte het hier van de allochtonen, Nederlanders dus. Bijna geen Duitser te zien. Na een tijd heerlijk te hebben genoten van het terrasje werd het tijd voor het rauwe leven. We moesten nog 3 kilometer lopen. Deze last namen we met plezier op onze schouders. dscn6994We gingen over de gloednieuwe brug over de Hase. De SusScrofa’s gingen binnendoor langs de Hase en genoten van het vertrouwde heuvelachtige landschap met koeien, paarden en schetsen van Otto Pankock. Onder zo’n prachtig najaarszon in zo’n mooi landschap is het net alsof je liep in het Verkade album van J. P. Thijsse of door een schilderij van Koekoek. Even later zagen we een bijzonder iemand. Een kaboutertje, met een baard. dscf5815Hij leek op iemand, konden die even niet thuis konden brengen. Het was Fungi, de kabouter van Joop. De kabouter droeg een rood jasje en een hoge rode puntmuts. Maar daar was Fungi niet trots op. Wat Fungi wilde laten zien waren zijn nieuwe bretels. Hij deed zijn mutsje af en zijn jasje uit. Trots liet ie zijn bretels zien. We mochten zelfs een foto van hem maken. De eerste foto van een kabouter! Ze bestaan! Oei-oei schudde zachtjes zijn hoofd en zuchtte diep. Hert had weer zijn gekke vijf minuten. We trokken verder. dscn7008Boven in de top van een oude eikenboom hield een blauwe reiger ons nauwlettend in de gaten, alsof ie nog nooit een kabouter had gezien! dscf5812De Susscrofa’s liepen deze weg al sinds jaar en dag. Lang vervlogen zijn de tijden. Toen we nog foto’s probeerden te maken met toestellen die spontaan uit elkaar vielen. Zeulden we met Lang Uitstekende Lenzen, ook wel L.U.L. genaamd. Maar nu het is onze tijd en het is ons terrein. En eeuwig ruizen de wouden. Al kletsend bereikten de natuurliefhebbers onze donkere woud waarin de Ketel zich al vele jaren bevond. Op de brug werd nog even een groepsfoto gemaakt. dscf5819Het warme najaarszonnetje maakte ons loom. Al snel vleiden de heren zich om het kampvuur en laafden zich van het leven. Rokend vuur, sissende blikjes, verhalen van vroeger en de laatste roddels over Erica. Het werd weer een onvergetelijk ouderwetse avond rond het kampvuur.

Elfenbank

Elfenbank

Zolang het nog kan, kan het. Kan het niet meer, dan houdt het op. Dan hebben we alleen nog de herinneringen. Maar voorlopig houden we ons bezig met het maken van herinneringen voor de tijd dat het niet meer kan, snappie?

Zondag 24 september 2017
Opnieuw werden we getrakteerd op een prachtige zonnige septemberdag
Op de oude kampeerplaats had de centrale Oude Eik visite van een volk Hoornaars. Ze kregen onderdak via een nis onderaan de stam. Maar de oude eikenboom, die zoveel zomerkampen had meegemaakt, had nog een extra verrassing voor ons in petto. In de stam stak als een fietsenzadel een Waslakzwam uit de schors.

waslakzwam

waslakzwam

We verlieten het kampterrein en zagen nog een enorm pakket honingzwammen. In de verte lag de Kolk te dampen in het zwoele najaarszonnetje. Een stukje landschap dat nauwelijks was veranderd sinds we hier voor het eerst kwamen. We volgden in het weiland het pad langs de Hase.

parasolzwam

parasolzwam

Hier stonden her en der enorme Parasolzwammen mooi te wezen. Parasolzwammen zijn overigs eetbaar, de hoed kan gebakken worden. We liepen door de zonnige weide naar de HaseAltarm en vonden daar een smal paadje die langs de riviertak liep.

vliegenzwam

vliegenzwam

Langs de rand van de weide vonden we mooie paddenstoelen als de vliegenzwam, Eekhoorntjesbrood, de Geelwitte Russula, de purperrode Russula en een paar Gordijnzwammetjes. Om ons heen nog veel meer zwammen.

Oud madammeke komt bij de Gamma en vraagt : “Mag ik van u 20 meter dakgoot”? Vraagt die man achter de balie: “Wilt U ook pijpen voor de dakgoot”? Zegt dat vrouwtje met een rood hoofd : “Neen meneer,…. maar wel voor een mooi tuinset!”

Daartussen liepen wij dan weer tegen elkaar te zwammen. Kortom, het was knap zwammerig.

Zwam die lijkt op een schedel

Zwam die lijkt op een schedel

Het was een Klein Reussies tocht zoals een kleinreussies tocht moest zijn. Klein. Na een omtrekkende beweging door het grove sparrenbos afgewisseld met eiken en reusachtige beuken met op bodem een rijke schakering aan paddenstoelen als de Elfenbankje en Tonderzwam, kwamen we weer terug op het kampterrein.

Eekhoorntjesbrood

Eekhoorntjesbrood

We genoten de rest van de middag van het prachtige najaarsweer. Lekker loom namen we afscheid van Groß Dörgen. Een prachtig Septemberweekend konden we weer in onze geheugen bijschrijven. Moed broeders, struikel niet.

Geschreven door Vliegend Hert.

Computer

Computer

De eerste “computer” was in feite een mechanische telmachine, uitgevonden door de Engelse wiskundige Charles Babbage in 1823. De in 1904 uitgevonden vacuümbuis werd pas in 1944 toegepast als aan- en uitschakelaar om zodoende de binaire code te kunnen gebruiken. Het principe voor de hedendaagse computer. De eerste computer was de Eniac, in 1946 gebouwd voor de Amerikaanse leger om ballistische problemen op te lossen, het ding woog dertig (!) ton. In de jaren zestig werd met behulp van de, in 1947 uitgevonden, transistors, de zogenaamde IBM mainframe computers gebouwd. De capaciteit van deze miljoenen kostende computer legt het af tegen de huidige gemiddelde pc. In 1959 begon Texas Instruments meerdere transistors op een klein stukje silicium te etsen, Intel gebruikte deze techniek in 1971 voor het maken van de eerste microprocessor, de 4004. De pc-revolutie begon. De computerclubs schoten als paddenstoelen uit de grond. Uit één van die clubs, de Homebrew Computer Club uit Californië, kwamen Steve Jobs en Steve Wozniak, de stichters van Apple Computer. In 1976 de Apple I, in 1977 de Apple II. In 1979 ontwikkelde Xerox het zogenoemde PARC systeem, waarbij gewerkt werd met een muis of een joystick en iconen op het scherm. Ook IBM kwam met een pc, gebouwd rond de nieuwe 8088 processor van Intel en met software van Microsoft: MS-DOS. Aanvankelijk alleen voor het opslaan van recepten. Of, in mijn geval, het schrijven van scripties. In 1991 volgde ik een opleiding aan de Rijks Hogeschool in Groningen. In die tijd werden alle scripties nog getypt op een typmachine. Kleine correcties waren met de correctietoets weg te werken. Grotere correcties deed je met correctievloeistof. Moest een heel paraaf worden verwijderd dan moest de scriptie geheel over worden getypt om de tekst aaneensluitend te krijgen. Soms werd een scriptie wel drie, vier keer overgetypt voordat het werd definitief werd ingeleverd bij de tutor. Ik had in die tijd geen typemachine. Maar er was een goede vervanger op de markt, een computer. Mijn kameraad had een Apple computer. Daarmee kon je tekst verwerken zonder papier. Alle correcties waren simpel op het scherm uit te voeren. Was je tevreden dan print je het spul gewoon uit. Natuurlijk moest ik ook zo’n ding hebben. Geen Apple want die krengen waren in die tijd ook al veel te duur. Bovendien hadden ze veel minder spelletjes en dat soort ongein dan de reguliere MS-DOS machines. Ik kocht me in de kelder van V&D in Emmen een Headstart computer. Wel 40 mb harde schijf en 4 mb intern geheugen. Kloksnelheid was 4 Mherz. Deze pc had echter een turboknop. Wanneer deze werd in gedrukt verscheen op het beeldscherm een rode balk met de mededeling dat de computer op turbosnelheid van 8 Mherz werd gezet. Je had de neiging om in vuurdekking te gaan liggen. Bij het opstarten van de pc verscheen een startprogramma. Je kon allerlei spelletjes kiezen, een publisher-programma waarmee je een krantje kon maken en natuurlijk de eerste versie van Windows. Dat laatste gebruikte je niet want dat vrat bijna al je embeetjes op. De pc was zelfs voorzien van een cd-rom drive. Zelfs een paar cd’s waren bijgevoegd. Een encyclopedie en een woordenboek. Zelfs een rijmwoordenboek zat erbij. Omdat de heren V&D zwaar Christelijk op de hand waren kon een elektronische bijbel natuurlijk niet ontbreken. Maar die bleef bij mij in het cellofaan. Ik voelde me toen mijn tijd ver vooruit. Ik deed echter nagenoeg niets met de cd’s. Het bleek een gereformeerde marketingtrucje. Opeens was de muis stuk. Hup, kapotte muis naar V&D. Zonder muisbesturing geen pc. Kreeg zo een muis terug. Niet dus. Daar kreeg ik te horen dat de muis naar de centrale werkplaats zal worden opgestuurd. 6 weken (!) later kreeg ik de muis terug. Natuurlijk experimenteerde ik met de computer zonder eerst de gebruiksaanwijzing te lezen. Een gewoonte die moeilijk af te leren was. Vol ontzag keek je naar het beeldscherm. Ik had nog nooit van directory’s gehoord, laat staan sub-directory’s en dergelijke. Je deed maar wat. Ik snapte er geen hol van. Nadat ik een boekje had gekocht van MS_DOS voor beginners begon langzamerhand iets te dagen. De onderlinge handel tussen mijn collega’s in software nam een aanvang. Van een collega kreeg ik een paar diskettes waarop het tekstverwerkingsprogramma Word Perfect stond. Je propte de juiste diskette in de juiste volgorde in de diskettegleuf oftewel station A. Op het beeldscherm las je wat je verder moest doen. Een kind kon de was doen. Ik kon mijn verslagen maken op een blauw scherm met witte letters. Ik kon tekst corrigeren waar ik maar wilde. Als ik het opsloeg bleef alles bewaard. Met de bijgekochte Starprinter kon ik op kettingpapier alle tekst uitprinten. Ik had opeens een voorsprong op al die studenten uit Groningen. Die zaten met hun tekst op papier letterlijk te knippen en te plakken tot alle tekst foutloos in goede context stond. Dan moest het hele zooi nog netjes worden uitgetypt. Natuurlijk had ik snel verstand van computers. In die tijd was je in het pc-land der blinden rap koning. De handel in spelletjes verliep eerst per diskette. Toen per doos diskettes. Later per CD en nog later per doos CD’s. Ieder had wel ergens een spelletje opgedoken. Prince of Persia was razend populair weet ik nog. Ook stoute dingetjes stonden toen al op diskette. Zo kreeg ik een diskette waarop de smurfin een beurt kreeg van een andere smurf. Onder begeleiding van een schreeuw van James Brown met zijn song ‘WAUW, I feel good, tadadadadada’. Om dit discreet te kunnen bekijken ging ik stiekem naar de lege kamer van de chef waar een pc stond met geluidsboxen. Met mijn ervarenheid wist ik de geluidsboxen aan te zetten, met mijn onervarenheid de volumeknop op VOL. De daaropvolgende schreeuw van James uit de boxen deed al het personeel naar de kamer van de chef rennen. Daar stond ik met twee handen op het beeldscherm mijn schaamte af te dekken. Bewonderend werd naar het beeldscherm gekeken, hoe deed ie dat? Ik was opeens een computerdeskundige. De tijd verstreek. Ik had inmiddels een andere computer gekocht bij ComputerTotaal in Klazienaveen. De computer werd compleet op wens geprogrammeerd en gaf service aan huis bij problemen. Opeens verscheen op mijn werk een leuk programmaatje, het vuilnisemmertje. Nu standaard bij Windows, toen in 1994 een nieuwtje. Je kon zo een bestand oppakken en naar het vuilnisemmertje slepen. Als je de muisknop losliet hoorde je een klaterend geluid in een vuilnisemmer. Het bestand was verdwenen in de vuilnisemmer. Prachtig toch? In het vuilnis-programmaatje zat een mogelijkheid om het bestand terug te halen. Als computerdeskundige had ik dat niet nodig, ik wist heus wel wat ik deed. Ik had het vuilnisemmertje ingesteld op alles definitief verwijderen. Vroeg in de volgende morgen deed ik mijn eerste beroep op service aan huis van Computer Totaal. Had ik toch, tot enig vermaak van ComputerTotaal, de hele C-schijf definitief in het vuilnisemmertje weggemieterd.

Geschreven door Henk Beukers

 

De Man van Erica

De Man van Erica

Bij menig inwoner van zuidoost Drenthe stokte destijds de adem bij het horen van ‘De man van Erica’. Het verhaal kreeg in 1925 vooral bekendheid door de vondst van een notitieboekje in het museum te Assen dat betrekking had op de vondst van een veenlijk op Erica vier jaar eerder. In die tijd onderzocht een archivaris een eeuwenoud document over balseming. Zonder dat hij het wist had hij de sleutel in handen van een groot mysterie. De ontdekker kwam kort na zijn ontdekking om het leven bij een uitslaande brand. Met hem gingen al zijn verzamelde gegevens verloren. Alleen zijn notitieboekje bleek bewaard te zijn gebleven. Opmerkelijk genoeg werd hierin de vondst van een veenlijk op Erica benoemd, wat hij mogelijk ‘cryonisch’ noemde. Er was iets vreemds aan de hand met die veenlijk. Sinds de vondst van het veenlijk klaagden boeren en herders uit Erica, Schoonebeek en Nieuw Schoonebeek over een zwerversfiguur die zich ophield op de landerijen en bij hun schuren. Door de vreemde aanwijzingen in het inmiddels bekend geworden notitieboekje van de archivaris gingen al snel geruchten de wereld rond dat de man niet ‘van deze tied’ was. Sommigen beweerden dat hij al ‘duusenden jaor’n aold’ was. Dat is oud, in die tijd, een paar eeuw voor Christus, liepen in dit gebied mensen rond uit de zogenaamde Trechterbekercultuur. Op Erica bijvoorbeeld zijn uit die tijd in zandheuvels aan de Kerkweg verscheidene urnen en grafgiften gevonden. Ook ten zuiden van het huidige natuurgebied Bargerveen in Nieuw Schoonebeek zijn stenen schrapers gevonden aan de oever van het toenmalige riviertje ‘De Zwarte Racker’ dat uitmondde in het noordelijk gelegen Zwarte Meer. In die tijd was het dus mogelijk dat een groepje mensen zwierf door het woeste, wilde en ledige landschap. Zo’n voettocht was een hachelijke onderneming. Een verborgen veenput kon zomaar iemand verzwelgen voordat de overigen leden van de groep het bemerkten. De voettocht van de groep kwam ten zuidoosten van het huidige Erica plotseling tot stilstand. Een lid van de groep was ten val gekomen. Hij had hierbij een diepe wond aan zijn linker hand opgelopen. Open wonden met hierop volgende infecties bezegelden gewoonlijk snel het lot in die tijd. Waarschijnlijk stierf de man een week later. De overige leden van de groep stonden voor een dilemma. Ze moesten verder. Voor het aanbreken van de regentijd moesten ze op hun plaats van bestemming zijn wilden ze niet door het veenmoeras worden verzwolgen. De groep liet het lijk achter bij een oude vrouw die daar woonde in een naburige nederzetting. De vrouw beloofde het lichaam te brengen naar het noordwestelijk hoger gelegen gebied. Het gebied waar tegenwoordig de RK kerk staat. In die tijd liep vanaf het hoger gelegen gebied een loopbrug van boomstammen over het veen naar de nederzetting. Het hoger gelegen gebied was een uitloper van de Hondsrug, een enorme zandrug dat zich vele kilometers ver naar het noorden uitstrekte. De overige leden van de groep vervolgden hun weg richting het oostelijk gelegen moerasgebied (het huidige Bourtanger Moor). De oude vrouw had blijkbaar geprobeerd het lichaam te balsemen waarbij de balseming van de gewonde linkerhand met een deel van arm tot ongeveer de elleboog mislukte. Of het nu was uit schuld- of schaamtegevoel, de oude vrouw verbrak haar belofte aan de groep om het lichaam te bergen. Kort na de balseming bond de vrouw een touw om de nek van het lijk en sleepte deze naar een nabijgelegen veenput. Daar dumpte ze het verzwaarde lijk in het zwarte moeras. De diepe omgeving van het moeras bleek zeer zuurstofarm. Door een chemische reactie van de balsemingsvloeistoffen van de oude vrouw met de vetlaag van het lichaam veranderde deze in een zeepachtige substantie. Van zeep is bekend dat het niet of nauwelijks tot ontbinding overgaat. Zodoende bleef het lijk honderden eeuwen in een vrijwel ongeschonden staat. In het voorjaar van 1921 werd op Erica, ongeveer 300 meter ten zuiden van de Oosterveensche draaibrug op de hoek van de Verlengde Hoogeveensche Vaart, tijdens het afkoppen van het zwarte veen, de nagenoeg gave, eeuwenoude overblijfselen van een mensch gevonden. Opvallend was het touw op het lichaam dat lag als een strop om de nek. De arbeider die het veenlijk opgroef had zich verbaasd over het feit dat het geheele lichaam intact was gebleven ende huid nog geheel aanwezig was. Alleen de linker onderarm leek te zijn gemummificeerd. Hier hield het verhaal op. Ware niet het bestaan van het notitieboekje van de overleden archivaris. Vreemd genoeg was de archivaris niet eens betrokken geweest bij de vondst van het veenlijk op Erica. Waarom hij dan toch de vondst in het notitieboekje benoemde had waarschijnlijk iets te maken met balsemen. Zo gaf hij hierin een uitgebreide beschrijving van het recept hoe een lichaam te balsemen. In het recept werd een oplossing beschreven van twee soorten terpentijn, rozemarijnolie, lavendelolie, vermiljoen en gekamferde wijnspiritus, die werd vermengd met een poeder van kamfer, hars en salpeter. De bestanddelen in het balsemingsvloeistof bleken naturerende eigenschappen te bezitten. Het veranderde de structuur van de gedenatureerde proteïne in proteïnemoleculen die de grondslag vormen van levend weefsel. Het vervolg van het recept werd niet beschreven maar blijkbaar was het de oude vrouw toentertijd gelukt de bloedvaten van het dode lichaam te vullen met haar balsemingsvloeistof. Het lichaam bleek door de oude vrouw in een cryonische slaap te zijn gebracht, een soort winterslaap. Hierbij werd de hartslag zo laag gebracht dat nauwelijks nog sprake was van leven. Waar het veenlijk na de vondst was gebleven wist niemand. Een dag na de vondst kwam de gemeenteveldwachter om het lijk in beslag te nemen. Hij kreeg slechts de gemummificeerde linker onderarm mee. De arm bleek achter te zijn gebleven op de vindplek. De rest van het veenlijk leek van de aardbodem te zijn verdwenen. Zoals gezegd begonnen hier de verhalen over de zwerversfiguur. Een enkele keer werd hij in de verte gezien. Wat de boeren en herders opvielen: zijn linker onderarm ontbrak en hij had een stuk touw om zijn nek. Volgens de boeren en herders leek hij iets te zoeken. In het grensgebied van zuidoost Drenthe gingen spoedig de eerste verhalen de rondte over ‘De man van Erica’. Vanaf 1928 werden door de inwoners van Erica maar ook van omliggende dorpen jacht op hem gemaakt. De man van Erica werd nooit gepakt. Bij diverse klopjachten werd steeds melding gemaakt van witte schuimvlokken die hij achterliet in zijn spoor. Wie was deze man, wat zocht hij? Er gingen allerlei geruchten rond, zo zou hij zoeken naar zijn ontbrekende onderarm. Maar verder dan geruchten kwam het niet. Tot op de dag van vandaag worden nog steeds klodders witte schuim gevonden aan takken, bladeren of graspollen. Wanneer je in de natuur zo’n klodder witte schuim ontdekt, denk dan aan De man van Erica. Plaats een tak in de grond, bevestig hieraan een dikke pluk droog gras. Van de tak met hooi kan De man van Erica een toorts maken, opdat hij ook in het donker zijn zoektocht naar zijn arm kan vervolgen. Hij zal je dankbaar zijn, zeker met rust laten.

Geschreven door Henk Beukers

Schooltandarts op Erica

Schooltandarts op Erica

In de jaren zestig van de vorige eeuw hadden we vanuit het nieuwe bijgebouw prima zicht op de achterdeur van de Sint Gerardusschool op Erica. Vooral tegen 12.00 uur hielden we de deur goed in de gaten. Vanuit de zesde klas werd een leerling naar het bijgebouw gestuurd om juffrouw van der Pluim in te seinen dat het twaalf uur was, tijd voor de middagpauze. Voor de achterdeur was een grote stoep met drie treden gesitueerd. De drie treden werden als kind natuurlijk in een sprong genomen. Dat ging altijd goed. Behalve bij Gerard Kuhl. Op een of ander manier kreeg hij tijdens de sprong zuurstoftekort in zijn hersenen. Als Gerard Kuhl de drie traptreden met een sprong nam bleef hij altijd bewusteloos op de grond liggen. Om onbegrijpelijke reden werd altijd uitgerekend Gerard Kuhl door de hoofdmeester tegen 12 uur naar juffrouw van der Pluim gestuurd. Altijd nam Gerard de drie treden met een sprong. Altijd lag ie daar weer. Hallo, het ging wel ten koste van onze middagpauze. Gelukkig duurde het nooit lang voordat Gerard weer opkrabbelde, even later gonsde de pauze-zoemer door het bijgebouw. Dan kwam het verlossende woord van juf: opruimen. Het woord werd zangerig door de hele eerste klas overgenomen. Boeken en schriften verdwenen in het vak onder in het tafeltje, kroontjespen werd met vilt drooggemaakt, schuifje boven de inktpot ging dicht en het stoeltje werd aangeschoven. Op het signaal van juf mochten we het lokaal verlaten. Zo ging het alle dagen. Wanneer we een hoopje Gerard op het schoolplein zagen liggen werd het zachtjesaan tijd om de boel op te ruimen. Een keer per jaar werd onze kinderroutine wreed verstoord. Dan ging een rilling door de kinderlijfjes. Een grote witte bus was voor de school het oprit opgereden. Het was zover, de tijd van het eerste schooljaar viel precies samen met de komst van de eerste blijvende kies, terwijl de wisseling dan ook zo ongeveer begon. Dus was het die leeftijdsgroep waar begonnen werd met de schooltandarts. Vanuit de kinderbeleving brak thans een zorgelijk tijd aan. Van horen zeggen was de witte bus een martelkamer op wielen. Vanaf nu werd de achterdeur met toenemende zorg in de gaten gehouden. Het lot liet niet lang op zich wachten. Met weemoed dachten we terug aan Gerard Kuhl. Een vreemde juf verscheen door de deur. Eerst klopte die juf aan bij de hogere klassen in het bijgebouw. Onvermijdelijk kwam die klopjes op de deur van onze lokaal. De eerste drie namen volgens het alfabet mochten mee. Niemand in de klas met de achternaam die begon met een A. Ik heb toen mijn naam wel eens vervloekt. Per keer werden drie kinderen uit de klas naar de ‘bekkenbeul’ gestuurd. Aanvankelijk leek het allemaal wel mee te vallen. In de witte bus mochten we plaats nemen op een bankje. schooltandarts-021Een witte jas nodigde ons uit naar voren te lopen en plaats te nemen in een speciale stoel. Terwijl je achteruit werd gekieperd zag je vanuit de ooghoeken allerlei witte hefbomen met strakke lijntjes, van opzij witte kotsbakjes op steeltjes. Vol ontzag deed je je mond open toen de witte jas daarom vroeg. Martelwerktuigen die leken op lepels en vorken maar dan met haken en spiegeltjes verdwenen in je mond. Tot grote opluchting mocht je na enige tijd de stoel weer verlaten. De opluchting duurde niet lang. Tot nu toe had de tandarts alleen in de mond gekeken. De dag erna verscheen opnieuw de vreemde juf in de klas. Met een boek. Langzaam voelde je de keel dichtknijpen. Het boek. De dag van kreunen was aangebroken. In het boek stonden de namen van kinderen die door de Witte Boor was aangewezen. Tandenpoetsen stond in die dagen nog in de kinderschoenen, tandpasta met fosfaat bestond niet. Tot die jaren was het slecht gesteld met het onderhoud van het gebit. Wat toentertijd wel heel erg in zwang was onder kinderen was Zoet. In grote hoeveelheden werd dit door mijn generatie geconsumeerd. In huize Beukers gelukkig iets minder maar toch, levertraan of Brinta zonder suiker was onsmakelijk. Vrijwel in alles ging een kwak suiker. Er waren toen kinderen op school met een gebit die deed denken aan de Ericaase markt, leeg met hier en daar een kraam. Als ze lachten leek de mond vol drop. Volgens de tandartsen waren we de verloren generatie. Als je kiespijn had dan liet je de kies gewoon trekken bij dokter Huisman. Als je de dokter vroeger niet kon betalen dan trok pa eigenhandig dat ding eruit. Want in die tijd was het heel normaal dat je je gebit liet trekken omdat het in slechte staat verkeerde. Je ging je verdere leven dan door met een kunstgebit. Het vak van kinderpsychologie werd vakkundig tot in de puntjes genegeerd toen de vreemde juf het boek open klapte. Stilte volgde. Om vervolgens tergend langzaam nog een bladzijde om te slaan. Ondertussen stond onze juf met de wijsvinger voor de mond ssst-geluiden te maken. Een golf van gruwel- en ril bewegingen ging door de klas toen de vleesgeworden Eucalypta ging spreken. Om meer te genieten van het kinderleed kwamen de ‘zwaarste’ gevallen het eerst aan de beurt. Door de niet alfabetische volgorde moest de gifbeker helemaal leeg gedronken worden. Tot het eind van de lijst stond je stijf van de zenuwen of de naam Beukers zou vallen. Die viel. Een jaar later schudde de kinderpsychologie wederom op z’n grondvesten. Bezemsteel met boek had een nieuwe foltermethode ontdekt, de namenlijsten werden omgedraaid. Nu werden de namen opgenoemd van kinderen die NIET voor een behandeling van de tanden in aanmerking kwamen. Ik lette even niet op en was blij toen madam MikMak eindelijk de Boek der Zuchten dichtklapte. Mijn naam was niet genoemd. Een zucht van opluchting. Even later liep ik als makke lam naar het witte schavot. Alle katrollen en lijnen kwamen in beweging, een snerpende pijn in de mond. Even later zat je boven het witte bakje te kokhalzen. schooltandarts-022De andere twee kinderen zaten op zeer korte afstand te wachten op hun beurt. Alle geluiden kregen ze duidelijk mee, als er geboord moest worden dan zaten ze te rillen. We wisten zeker dat de tandarts naar zwavel stonk, hoornen had en zwiepte met een bloedrode puntstaart. Er waren zelfs kinderen bij hem weggelopen toen hij snauwend klaar was met boren. Met een echo in de mond van al die geboorde gaten kwamen die kinderen in paniek terug naar de klas. Een ultieme oppepper voor degene die nog moesten. Dat liet ik me niet gebeuren, alle gaatjes werden bij mij gevuld. Na de lagere school kwamen we bij de tandarts op het dorp. Eerst Bregman later Woudsma. In het Groenekruisgebouw. Van een witte bus met bankje naar een wachtkamer vol stoelen. schooltandarts-04Op elke stoel zat een reden waarom het allemaal heel lang ging duren. Vlak boven de ingang van de wachtkamer hing aan de muur het best bestudeerde mozaïekschilderijtje van Erica. Een boerenzwaluw boven een landschap. Boven de zwaluw een zoemer die bij tijd en wijle een afschuwelijk krakend gesnerp uitbraakte. Het signaal voor de volgende executie. Het eerste wat Woudsma deed was alle vullingen in mijn mond vervangen. Ondertussen mopperde Woudsma dat de vorige tandarts een prutser was. Ik lag daar gelaten te liggen en werd langzaam gevuld. Gelukkig zijn de tijden veranderd. Van het fenomeen tandarts zijn inmiddels de scherpe kantjes af. Hoewel ik mij nooit met verdoving heb laten boren zijn de huidige behandelingen aanmerkelijk minder onaangenaam dan vroeger.

Geschreven door Henk Beukers.

Mei 2017

Mei 2017

dscf5623
Vrijdag, 10 mei 2017
Sinds lange tijd weer een SusScrofaweekend in Mei. Weliswaar een verkort weekend i.v.m. Moederdag en daarom ook een kort verslag. Mei is de mooiste maand van het jaar. Ons thema was Natuurobservatie in het Paradijs. Mooi op tijd vertrokken Batman, Vliegend Hert en Yeti die vrijdag uit Erica richting Duitsland. Het weer was wat we van Mei mogen verwachten, blauw met plukken wit en een beetje fris. Even in Klazienaveen boodschappen doen. Een stief uurtje later draaiden we onze plek op. De Ketel laten uitwaaien en een afdakje construeren. De stamtafel werd op de plek gezet en het feest kon beginnen. ‘s Avonds completeerde Oei-oei de groep met zijn aanwezigheid. Het werd een avond kampvuur als uit oude tijden.

dscf5538_2 dscf5593

 

 

 

 

 

 

 

 

 

dscf5624 dscf5625

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

dscf5631 dscf5632

Zaterdag, 11 mei 2017
Vroeg op. Snel eten. Om 04.15 uur liepen we over de Dorgener Brucke. Nog nooit hadden we als SusScrofa’s zo vroeg de brug gepasseerd. Hiervan werd een foto gemaakt. Een half uur later kwamen we aan bij de jachtkansel met uitzicht op een met woud omzoomt weiland. De kansel kon ons alle vier niet bergen. De laatste, Yeti, die instapte had pech. Die stuiterde rap weer naar buiten. We hadden in de kansel prachtig zicht op de eerste 50 meter. De rest was gehuld in een dikke mist. De volgende uren trok de mist echter geleidelijk op. Voor ons openbaarde zich het paradijs. Reeen, hazen, roofvogels enz. Dit alles onder een oorverdovend zanggeluid van vogels met de roep van de Koekoek als hoogtepunt. Om 07.30 uur trokken we ons terug naar de Ketel. Om 008.00 zaten we daar achter het bier om het kampvuur. Weer een tijdsrecord verbroken in de geschiedenis van SusScrofa. Om 11.00 hadden we weer genoeg spraakwater op. Om af te koelen gingen we het veld in. Naar de bloeiende meidoorn. Achter in het veld richting Schoenveter stonden genoeg meidoorntruiken in hun prachtige lentetooi. Ook hier was het landschap paradijselijk mooi. Alleen liet Eva zich niet zien. Na foto’s te hebben geschoten gingen we terug naar het kamp. Wederom wachtte een avond rond het kampvuur op ons. Prachtige verhalen uit vervlogen tijden in het schemering van de vlammen deden de ronde. SusScrofa op z’n best.

dscn6393 dscn6420

 

 

 

 

 

 

 

 

Zondag, 12 mei 2017.

Na het vroege ontbijt werden de spullen gepakt. Ieder kreeg zo de gelegenheid om vroeg thuis te zijn i.v.m. Moederdag. En zo geschiedde.

 

Moed Broeders, struikel niet.
Vliegend Hert

dscf5621

 

dscf5645

2 of 17
123456