Bromfietstijd

16 tot 18 jaar is een belangrijk jaar voor een opgroeiende puber. Voor het eerst in zijn leven mag hij op een bromfiets. Ik heb gezien hoe een brave zoon voor de ogen van zijn trotse moeder plaatsneemt op een glimmende maar hopeloos verouderde Batavus bromfiets. Hoogstwaarschijnlijk was het haar oudste zoon die nog niet beter wist. Zoonlief trapte de bromfiets aan en liet het even ronken. Moeder keek vertederend toe. Zoonlief reed weg. Op het eind van de oprit vond hij nodig om nog een ererondje te maken. Prachtig zwierde hij rond in het gezichtsveld van moeder. Om vervolgens tegen een boom op te knallen. Snel pakte hij de bromfiets op en reed weg. Het windscherm een beetje scheef,een kras op het spatbord en een deuk in zijn ego. Zelfs een groepje grijnzende tieners zag hij niet. Mijn maidentrip met de bromfiets was die vanuit Emmen. Ik had kans gezien om uit de vele tweedehands bromfietsen hete ergste wrak te kiezen. Maar dat wist ik toen nog niet. Trots als een pauw reed ik naar Erica. Een wereld lag voor ons open. We konden gaan en staan waar we wilden. In die tijd kon je nog voor 6 gulden de tank volledig vol gooien. Met een beetje geluk bij fietsenmaker Wietze Moorman voor een gulden. De tankautomaat begon bij een enkel ingeworpen gulden al te pompen, daarbij moest je de hendel iets naar beneden duwen. En je kreeg dan een volle tank voor slechts een gulden. D´r moest nog wel olie in. Maar zie, FietseWietze had ook een winkeltje, laat hij nu precies die olie verkopen! Bij elk verkochte blikje olie belde Wietse de onderhoudsmonteur om naar die verrekte automaat te kijken. Ja ja, Wietse was niet gek. Steevast verzamelden we ons zaterdagavond in het gebouw. We dronken daar een pilsje of wat en keken rond of de groep compleet was. Dan trokken we er op uit. We hadden al snel onze vaste ronde. Eerst naar Weiteveen, naar de Anjo bar. We stonden langs de dansvloer om de meisjes te bekijken. Of om met een meisje te dansen. Ze werden echter al weer snel afgekeurd. Reden? De meisjes waren al twintig jaar! In onze ogen bejaarden. Het was altijd erg druk in Anjo. Soms werd er gevochten. Al snel beseften wij dat het altijd dezelfde figuren waren. De gebroeders Imming zochten vaak bonje, maar ook een groepje jongens uit Klazienaveen. De laatsten hadden altijd ruzie met hunzelf. Bij zo’n vechtpartij was het ritueel ook altijd hetzelfde. De obers pakten het zooitje met kop en kont op en smeten ze subiet naar buiten. Soms mochten ze maanden niet meer de bar bezoeken. Terecht, het waren toch een paar verknipte figuren die vechtersbazen. Na een uurtje in Anjo reden we door naar Nieuw-Schoonebeek. Daar hadden ze een jeugdsoos in een oude school. De soos heette Ruhma Permuda. Indonesisch voor Ons Huis had ik me laten vertellen. Je kwam in een donker hok met knalharde muziek en bovenal goedkoop bier. Kortom, we voelden ons daar snel thuis. De katholieke Nieuw-Schoonebekers waren ons slag volk. Bovendien waren de meisjes leuk. Mede door ons bezoek draaide de jeugdsoos als een tierelier. Na een jaar moest de voorraadschuur met kratten bier uitgebreid worden. Die werd tegen de toiletten gebouwd. We hadden al snel door dat je door het kantelraampje een flesje bier uit een krat kon vissen. Wat moesten we toch vaak naar het toilet! Natuurlijk duurde dat niet lang. De omzet daalde in Ruhma Permuda, dat viel op. Net als de toiletgang van de Ericanen, waren die lui lek ofzo? Wat de Nieuw-Schoonebekers ook opviel waren de lege bierflesjes in de voorraadschuur, precies een arm lang om het raam. Toen was onze feest afgelopen, de bierkratten werden aan de andere kant opgestapeld. Natuurlijk dronken we wel eens teveel. We hadden dan zoveel medelijden met onszelf dat een kleine reden genoeg was om ons te doen laten huilen. Zo ook die keer met Kerstmis. Frans en ik hadden al een flink aantal van die goudgele rakkers op. Komt de barman met een paar enorme kerstballen binnenlopen. Vlak bij ons gleed een kerstbal uit zijn handen. We keken verschrikt toe. Tot onze verbazing brak de kerstbal niet in duizend stukjes maar stuiterde terug in de handen van de barman. We hadden zoiets nog nooit gezien. Frans en ik keken naar onze flesjes bier en toen naar elkaar, we begonnen spontaan te huilen. Wisten wij veel dat ze die ballen van hard plastic maakten. Toen raakte Frans in paniek. Huilend zakte hij over de barkruk en keek naar de vloer. ‘Bloed’, schreeuwde hij, ‘ik geef bloed op’. Pas na lang aandringen van toegestroomde Nieuw-Schoonebeekers werd Frans zich langzaam ervan bewust dat de bloedvlekken op de vloer eigenlijk verfspatten waren van de laatste opknapbeurt van de bar. Na Ruhma Permuda trokken we naar ‘Oud’ Schoonebeek. Ook daar hadden ze een jeugdsoos. In een oude melkfabriek. Het heette Goeroe en het was er best wel gezellig. Natuurlijk super socialistisch en een beetje veel idealistisch, maar daar hielden we wel van. Een bezoek aan Goeroe duurde nooit lang, dat lag niet aan Goeroe maar meer aan het feit dat we onderhand behoorlijk kachel waren. We moesten terug naar Erica. Dat was nog een hele toer. Tussen Erica en Schoonebeek werd een weg aangelegd die toen alleen nog uit een enorme baan van geel zand bestond. Daar doken we letterlijk met de kop in. Zo’n vijf kilometer door het rulle gele zand, in het donker, op de bromfiets, werd een rit om nooit meer te vergeten. Toen we dan eindelijk op Erica aankwamen waren we niet alleen dodelijk vermoeid maar ook wandelende zandzakken. Noem maar een plek op ons lichaam, geheid dat het vol zat met geel zand. De volgende dag werd je steevast wakker met een flinke kater. Dan had je soms ook nog een klus die je niet voorbij kon laten gaan. Zo had ik Loewe beloofd om de morgen erop mee te gaan om een veulentje te bekijken in Schoonebeek. Komt daar Loewe aanrijden met een LanzBulldog tractor met een kar er achter. Zo’n oude eencilinder tractor bonkte als een schichtige ezel en je werd constant door elkaar geschud. Tegen de tijd dat we bij de boer in Schoonebeek waren had ik inmiddels de kleur aangenomen van de tractor, die was blauwgroen. Even later stonden we daar gedrieën in de wei naar het veulentje te staren. Ondertussen hield de boer een verkooppraatje. Loewe knikte af en toe tevreden. Ik knikte omdat ik misselijk was. Terwijl de boer keuvelde en Loewe knikte draaide ik me om en braakte de gehele maaginhoud in het groene gras. Om mij daarna weer in het gelid te voegen en vrolijk met Loewe mee te knikken. Na het praatje van de boer deed geen van drieën een stap achteruit maar liepen in een kringetje om Tat-Ort. Dat wel natuurlijk. Van de Bromfietsjaren hebben we allemaal mooie herinneringen aan overgehouden. Het viel niet altijd mee om de dag erna het hoofd erbij te houden.

Geschreven door Henk Beukers


Geplaatst

in

door

Tags:

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *