De donkere dagen voor Kerstmis

Mijn honderdste bericht op deze site. De zomer is al lang voorbij en de herfst laat langzaam zijn tooi vallen. Schitterende kleuren geel, groen en bruin worden afgewisseld door het grauwe van kale kruinen. In de verte wordt alleen gekraai gehoord, voor de rest is het stil, doodstil. De donkere dagen voor Kerst zijn aangebroken. Vanaf 1 november ga ik in de tegenaanval wat donker betreft. Naast mijn voordeur staan een paar pompoenen van keramiek die in het donker, d.m.v. een lampje en een timer, stemmig licht afgeven. Op 11 november, met Sint Maarten, het 1e sfeerfeest van het jaar, doe ik bij de pompoenen nog een paar elektrische kaarsen. Echte kaarsen gaan zo uit, bovendien laat ik zien dat ik met de tijd mee ga. Je ziet niet het verschil met de echte kaarsen en zijn ze veel goedkoper. Met Sint Maarten kopen we altijd een paar zakken snoep voor de kinderen die met een elektrische lampion aan de deur komen. We wonen echter op Erica aan de hoofdstraat. Daar staan de voordeuren ver van elkaar. Dat vinden kinderen op 11 november niet leuk. Want op deze avond valt bij elke deur iets te halen. Die willen die avond liefst alle deuren op een bult. Kortom, op 11 november krijgen we maar zo´n zestal kinderen aan de deur waarvan een paar zelfs niet de moeite doen om een liedje te zingen. Die raffelen wat onverstaanbaars en draaien je de open rugzak toe. Van hun hebberige ouders hebben ze geleerd dat ze de ´targets´ moeten halen. Een rukje aan de rugzak en tegelijk alsjeblieft zeggen is de enige remedie. Het schattig kind dat wel verlegen een liedje zingt krijgt van mij handenvol snoep. Mijn kinderen houden me wel eens tegen. Met de mond vol met snoep zeggen ze dat ik ook aan het laatste kind aan de deur moet denken. Ondanks de sfeerverlichting op de oprit bleef de teller dus maar op zes kinderen staan. December begon altijd met de 1e adventszondag. In de adventskrans op tafel ging dan een kaars branden. Iets wat we trouwens nog steeds doen. Een lichtje in de duisternis die gedurende december met in totaal vier kaarsen toenam. Toenemende licht die het lichtfeest Kerstmis aankondigde. Maar eerst kregen we nog Sinterklaas. Daar deden we juist het licht uit, om de pakjesavond spannend te maken. Tegenwoordig gaat het anders. Buiten slaat de regen tegen de ramen, binnen zitten kinderen tv te kijken of houden zich bezig met andere elektronische speeltjes. De allerjongsten die nog niet zijn besmet met de Ipod verheugen zich op pakjesavond van Sinterklaas. Totdat die ook door de vertederende ouders worden bedolven met extravagante cadeaus. De jonge rekruten kunnen zich aansluiten in de rij van verdoofde kinderen. Kinderen staken tegenwoordig hun wild geraas niet meer, ze kijken hoogstens geïrriteerd op van hun Ipod. Maar hoe de wereld ook veranderd, de donkere dagen blijven. Sommige mensen grijpen dit moment aan en worden van harte depressief. Ze kiezen voor de ontkenning en zitten weer dagenlang met hun mombakkes onder een felle lamp. Volle portemonnees nemen een vliegtuig en strijken elders neer waar het warmer is. Op enkele trieste uitzonderingen na die uit wanhoop aan het langste eind van het touw trekken of nog net de trein halen. De meeste mensen zijn echter berustend. Je kunt je pas op de lente verheugen als er een winter vooraf is gegaan. Die winter begint altijd met de donkeren dagen. Lichtjes worden aangestoken zoals olielampjes op tafel. Ik ben er gek op. Vroeger had je oliebrandertjes van keramiek gevormd op organische basis. Een soort van Barbapappa huisjes. Soms een platte huis, als een dikke pad op pootjes, met schoorstenen op de rug die je kon aansteken. Soms hadden de oliebranders een hoge voet met daarbovenop een bol buikje met vier of vijf, soms meer, omhoog stekende tuitjes, de brandertjes. Sommigen waren zo groot dat je er zo een hele fles kandelaar olie in kon kwakken. Die gingen lekker lang mee, als de lonten begonnen te gloeien was het te laat. Daar had allang weer olie in gemoeten. De tegenwoordige olielampjes zijn functioneel, recht toe recht aan, vaak van glas. Soms zelfs doorzichtig zodat je door de transparante olie het blote lontje kan zien hangen. Niks aan. Je reinste harde olieporno. Oliebrandertjes geven echter wel een mooi zachte licht, daar kunnen waxinelampjes niet tegen op. Makkelijke lampjes hoor die waxine, ze zijn snel in een rij op te zetten, gaan vanzelf uit in een aluminium bakje. Maar nee, ze geven een net iets te harde licht. Makkelijk en te weinig stijl, het is de MacDonalds onder de sfeerverlichting. Voor en in de oorlog gingen de mensen in de winter helemaal door een donkere tunnel. Elektriciteit was er nog niet of was door de Duitsers afgesloten. Werkweken van zes dagen en werkdagen van 12 uur waren heel gewoon. Licht zag je op je werk, die had je thuis niet nodig. Bovendien hadden de mensen geen geld voor keramieken oliebranders. Op tafel stond een glas half gevuld met water en daarbovenop een laag koolzaadolie. In de olie dobberde een kurk met een laagje zilverpapier. Door de kurk en zilverpapier was  een draadje gestoken. Dat draadje werd vervolgens als lont aangestoken. Een piepklein lichtje was het resultaat. De hele familie zat ´s avonds om het olielampje. Ma zag kans om nog sokken te breien, de overige familieleden legden een kaartje. Af en toe werden de kaarten neergelegd, dan moest er even iemand naar de klerenkast. Die nam dan het olielampje mee. Het olielampje diende tevens als aansteker. In dat geval werd een stukje pijpenstro aan het vlammetje gehouden en werd vervolgens de pijp of sigaar aangestoken. Soms werd een maatje gelapt en werd het iets later. Maar altijd was het vroeg op bed. De volgende dag om vijf uur was het voor de meesten weer opstaan. Mensen van toen, mijn oma in het bijzonder, gruwden van deze donkere tijd. Dan was Kerstmis een baken in de midwinter. Een door de Kerk overgenomen baken want duizenden jaren geleden hunkerden de mensen ook naar licht. Toen waren er ook genoeg oma´s die in het voorjaar het bos inkeken, of al iets groen werd. In mijn tijd werd de kerstboom versierd met gekleurde lampjes. Een bonte kakofonie aan aan lampjes die we als kinderen prachtig vonden. Een enkeling die elektriek te nieuwerwets vond had nog echte kaarsjes in de boom. Vaak moest die tegendraadse eigenwijze dan wel een beroep doen op de moderne brandweer omdat de kerstboom en huis ook mee brandde, wat we als kinderen ook prachtig vonden. Het gaf meer licht dan tien Gradje Hindriksen en je bleef er tenminste warm bij.

Geschreven door Henk Beukers


Geplaatst

in

door

Tags:

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *