Verhalen en belevenissen op Erica

Krappe beurs vakantie

Een tientje zakgeld per week werd aangevuld met een tientje werken op zaterdag of vakantiewerk. Later werd een dag werken zelfs beloond met vijfendertig gulden. Van de zes weken schoolvakantie werkten we vijf weken achtereen van acht tot vijf, zes dagen in de week. Desondanks nog steeds geen vetpot, zeker niet om eens uitgebreid op vakantie te gaan. Eerst gingen we met de bromfiets. Bepakt en gezakt gingen buurjongen Herman, neef Harry en ik naar Bad Zwischenahn in Duitsland. Kreeg die bromfiets van mij kuren. Veel kabaal en niet harder dan vijfendertig kilometer per uur. Later bleek ik vergeten ergens olie in of op te doen.

Daar op de camping gekomen bleek een enorm deel van ons budget op te gaan in verblijfskosten per nacht. Afijn, we deden onze campingervaringen op. Zelfs een heus kampvuur was op het terrein mogelijk. Daar maakten we natuurlijk goed gebruik van. We kwamen in aanraking met een Duitser uit Ost-Friesland. Beroep: schoorsteenveger. We keken hem verbaast aan, alsof uit een sprookje gelopen. Was zijn dit voor ‘achterlijke’ mensen die nog schoorstenen vegen. Maar hij kwam met een volle krat bier aanlopen, een goede reden om iets te vergeten. Maar wat een gastvrije gasten die Ost-Friesen! Andere campingDuitsers bleken net zo gastvrij, ze kwamen met flessen sterke drank. Dat ging maar door, elke dag. Wij waren zo onbezonnen om te denken dat we tegen die Duitsers op konden drinken. Ik ben een keer verdwaald in het bos naast de camping. Vreselijk de weg kwijt. Alleen met kruipen kon ik nog iets zien tussen het dikke struikgewas. Later bleek het een coniferenkwekerij te zijn naast de camping. De coniferen op de kwekerij reikten niet hoger dan de knie.

Na een week hadden we van al dat gezuip genoeg. We vertrokken. Eigenlijk moesten we vertrekken omdat de campinghouder had ontdekt dat we alle houten rasterpalen om de camping in het kampvuur hadden opgestookt. Met een gloeiende kabaal van vijfendertig kilometer per uur kwamen we aan in het voor ons zo vertrouwde Groß Dörgen. Daar zaten nog een paar armoedzaaiers, Bennie en Frans.

Ik kan me nog een vakantie herinneren dat we op het laatst alleen nog een pak vermicelli en een flesje maggi hadden. Door de vermicelli niet te breken zaten we even later achter een soort van bord spaghetti. Maggi moest aan het gelige drab iets van smaak brengen. Buurman boer, tevens jager, kwam nog even langs, hoofdschuddend liep hij verder. Gelukkig waren zijn toegangsbordjes net opgebrand in het kampvuur.

We stonden op het punt naar huis te gaan. Opeens kregen we bezoek van onze gastheer Alwies Rolfes, tevens boer. Hij vroeg ons mee te helpen het hooi van het land te halen. Het zou namelijk tegen de avond gaan regenen. Omdat we toch niks te doen hadden gingen we de boer helpen. Het hooi was net op tijd binnen. Alwies was ons dankbaar. We moesten blijven eten. Welnu, toen dan maar. Nooit gedacht dat een Duitse boerin zo lekker kon koken. Het hield niet op, wel vijf gangen! Daarna kwam Alwies met drank. Onze vakantie duurde zomaar enkele dagen langer.

Ook in latere jaren, met de auto, hadden we last van budgettaire problemen tijdens onze vakanties. Of we zopen teveel, zou ook zomaar kunnen. Het eerste leeg kratje bier fungeerde als tafeltje. Daar stonden al snel vier ‘stoelen’ bij. Een windscherm bij elkaar zuipen duurde iets langer. We zopen gewoon teveel. Vooral die keer dat we een bezoek brachten aan de lokale campingdisco. Grote drukte want men was bezig met een loterij. Met een grote witte pluchen dobbelsteen werd het winnend lotnummer bepaald. Telkens wanneer de diskjockey de dobbelsteen op de dansvloer gooide bracht Herman de dobbelsteen als een kwispelende jachthond terug naar vanwaar het kwam. Gillende pret van het publiek, behalve van ons. Wij hadden al zo’n idee waar het naartoe ging. Telkens wanneer Herman de dobbelsteen terugbracht verstomde langzamerhand de gillende pret vanuit het publiek. Bij de zevende keer werden we uit de discotheek gesmeten.

Bij de eerstvolgende Schnell Imbiss vrat Herman zich vervolgens stijf in Bratwursten mit Mayo. Herman had het meeste geld want hij werkte al. Tot ook Hermans geld op was. Statiegeld van de meubelen en windscherm gaf enig respijt. We vertrokken blut naar huis. Op weg naar huis presteerde Frans weer eens precies op de verkeerde tijd op de verkeerde plaats te zijn. Tijdens de autorit naar huis moest Frans plassen. Dat begint dan vaak met vaag gemompel, later geneuzel gevolgd door een paniekaanval. Vlak voor het verlaten van de stad wees Frans naar een hoge grasdijk. Daar kon Frans op zijn gemak zijn blaas ledigen zonder dat geloer van zijn kameraden in zijn nek. Frans hield het graag een beetje netjes. Bovenop de dijk aangekomen begon Frans direct als een paard te plassen. Als Frans eenmaal begon te plassen was er geen houden meer aan. Ook niet toen bleek dat op de dijk nog geen meter voor zijn straal een spoorlijn lag. Ook niet toen hierover, vlak voor zijn neus, tergend langzaam, een passagierstrein langsreed naar een perron verderop. Frans, knalrode kop gevuld met boerenkiespijnlach, restte niets anders dan, al plassend naar de lachend wijzende passagiers in de trein, terug te zwaaien .

Onze budgettaire ellende was nog niet ten einde. Allereerst iets over de Duitse keuken. Daar kon geen Nederlandse keuken tegenop. Als je in Duitsland een schnitzel bestelde dan lebberde zo’n vleeslap als een surfplank over de bordrand. De schnitzel was bijna niet te zien door de enorme berg champignon- of zigeunersaus. In Nederland kreeg je een heel groot bord met daarop een gepaneerd bierviltje. Het smaakte zelfs naar een bierviltje. Geen champignon te zien, laat staan een zigeuner. Vet hieraan was de prijs.

Wanneer dit soort verhalen worden verteld in een auto met vier gezonde hongerige knapen van een jaar of achttien dan begonnen al snel de magen te knorren. Ten tweede iets over de gastvrijheid in Duitsland, daar konden ze in Nederland alleen maar van dromen. Het was een eer om van hun gastvrijheid gebruik te mogen maken. Dat deden we dan ook schaamteloos. We stopten voor een cafetaria, gingen naar binnen aan een tafel zitten. De tent was verder leeg. Het was drie uur in de middag. We vroegen vriendelijk aan de serveerster of de keuken al was geopend. Dat bleek open. Na een vriendelijk praatje op onze beste Duits vroegen we naar de menukaart. Even later zette ze ons een mandje gesneden broodjes voor op tafel. Een Duitse gewoonte als je iets gaat bestellen. Lachend liep ze naar achteren om de menukaarten te halen. Toen de vriendelijke serveerster na enkele minuten terugkwam zag ze een lege tafel. En een leeg broodmandje.

Van geroemde Duitse gastvrijheid dus geen kwaad woord. Hier was echter sprake van een noodgeval, hongerige tieners die geen cent meer hadden te makken.

Geschreven door Henk Beukers