Vrijdag 21 november 2014.
We zouden ons om half elf verzamelen maar kregen helaas bericht van Bat dat hij niet meekon wegens plotselinge huiselijke omstandigheden. We gingen die dag met drieën naar onze schone Groß Dörgen, Oehoeboeroe, Vliegend Hert en Yeti. Hoewel we op tijd waren moesten we nog drie supermarkten bij langs. Allereerst een kersentaart voor Malies. Ze is enkele weken geleden geopereerd en de genezing wil nog niet erg vlotten. Er wil nog niets in haar maag blijven, vandaar de kersentaart. Dus eerst naar Super Plus. Daar behalve de kersentaart ook een flesje oude jenever en vier zoute haringen gekocht. We gaan namelijk met een nieuwe traditie beginnen. Als opening van het weekend laten we een harinkie in de keel wegglijden die weggespoeld wordt met een tulp jenever. Vis moet zwemmen nietwaar? Daarna naar de Aldi om weer eens veel te veel Schultenbräu bier in te slaan plus teveel van het andere gebruikelijke boodschapjes. Dan naar Stadt Meppen in K&K. Hier werden onder andere Jagdslock und Bockbier ingeslagen. Eindelijk hadden we alles, de Bumsbullie was vol. We waren er klaar voor. Op naar Groß Dörgen. Het weer was die dag en ook de rest van het weekend onbewolkt tot matig bewolkt met een gure oostenwind. Dit kon maar één ding betekenen. Toen we op het kampterrein aankwamen en onze spullen in de Ketel gekieperd hadden kwam Yeti met het voorstel om een schutting te maken van dekzeil. Jawel Yeti en dekzeil. Waarschijnlijk is ie op een zeil verwekt want hij heeft iets met dekzeilen. Kwam ie nu maar eens met een kleine. Yeti kwam met een variant van circus Rens aansjouwen. Maar dit keer had Yeti gelijk. De gure wind belemmerde ons om buiten te zitten. Even later zaten we redelijk comfortabel in een grote oranje cabine. Totdat Yeti met een kampvuur begon. Uit de wind en in de rook met zicht op de Hase. Een perfecte situatie voor SusScrofa’s. Het was Bokweekend 2014 dus werden enkele Bockbiertjes opengeplopt. Met een stukkie worst erbij. Of was het nou metworst? Nog een paar Bockbiertjes opengeplopt. Hoe zou de oude jenever toch smaken? Voorzichtig proberen. Dat smaakte voortreffelijk zodat we niet meer voorzichtig hoeven te zijn. Tegen twee uur kwam Oei-oei het team versterken. De wijze Uil viel even later over een stuk dekzeil en smakte met zijn uilekop tegen een circuspaal. Een gespleten wenkbrauw en twee halve brillen later liep Oehoeboeroe rond als Jules de Corte. De kop voorzien van zonnebril. Uil heeft ook altied wat. Leste keer aan de bar in het Schienvat zat ie ook met een kapotte wenkbrauw en een donkere zonnebril en riep plotseling vrij hard naar de barkeeper: “Hé barkeeper, zal ik jou eens een goeie mop over domme blondjes vertellen?” De barkeeper loopt naar de bijna nietsziende Uil toe en fluistert hem in zijn oor: “De kerel naast je is twee meter groot en heeft zijn blonde vrouw bij zich, aan de andere kant naast je zit een blonde kerel waarvan ik toevallig weet dat hij Europees kampioen kick-boksen is, recht tegenover je zit een blonde kerel die worstelt als hobby en ik zelf weeg 145 kilo en ben ook blond. Weet je zeker dat je die mop nog wilt vertellen?” Zegt de Wijze Uil: “Mwah, laat maar zitten, anders moet ik hem 4 keer uitleggen”. Bij onze openingstraditie het haring happen vloog plotseling een visje door de lucht. Alsof ie de Hase wou bereiken om terug naar zee te zwemmen. Een uur later zochten we de Ketel op, de gure wind deed ons teveel afkoelen. Binnen in de Ketel werd de Bambino aangestoken en was het weldra behaaglijk warm. Het donkerde snel die dag. We hebben die avond nog flink doorgebabbeld over allerlei zaken en daarbij voorzichtig een blikje bier geopend. Die avond wel een halve trede. Dat schiet op, de kop is eraf.
Zaterdag 22 november 2014.
Vroeg op om ham onder een gebakken eitje te schuiven. Yeti even wakker maken. Dan dam en schaap enzo. Later zaten we alle vier aan het ontbijt. Brood, ei en knakworst. Lekker en voedzaam. We maakten ons op voor de Bonifatiustocht. Ons thema van het weekend was: Jeneverbesstruik. Die zouden volgens Yeti staan bij Wulf, zoere melkboer en bij de bijenkorven. Ons eerste doel was die ochtend de spookboerderij van Wulf. We konden kiezen over de droog verharde weg of dwars door het kleddernatte koolzaadveld. Uiteraard kozen we voor het meest logische. Oehoeboeroe liep voor ons om het koolzaad een beetje plat te trappen. Na veel gehannes en gedoe bereikten we eindelijk de andere kant van het koolzaadveld. We naderden de boerderij van Wulf aan de achterkant. De tijd leek hier stil te hebben gestaan. Niets is veranderd sinds de laatste keer, hoogstens een trekkerspoor. Voor de boerderij stond een taxusstruik die nog het meest leek op een jeneverbesstruik. Van de jeneverbesstruik zelf was niets te zien. Nog wat gesnuffeld te hebben in enkele bijgebouwen togen we richting rivier de Mittelradde. De natuur was in volle rust, vooral stilte die werd doorbroken door gekras van een verre kraai. Af en toe werd de grauwe omgeving opgeleukt door de frisse kleur van een paddenstoel. De bomen aan het pad naar de Mittelradde waren voorzien van kasten afkomstig van de universiteit. Het bleken kasten te zijn voor vleermuizen. Ooit zagen Yeti en Vliegend Hert hier een foeilelijke studente bevers bestuderen. Zag ze op een tak een groene papegaai zitten. Liep ze op ons en zei: ‘De man die weet wat voor een vogel op die tak zit mag vanavond met mij naar bed.’ Ze keek naar ons en zei: ‘Jullie mogen ’t zeggen!’ Wij antwoordden: ‘Uuh, een duif.’ Zei ze: ‘Weet je wat, voor deze keer reken ik het goed.’ De zware populieren aan het pad hadden duidelijk hun langste tijd gehad. Steeds meer zwammen namen plaats op de stervende bomen. Uit scheuren kon je zo stukken vermolmd hout trekken. Na stil te hebben gestaan bij de betrekkelijkheid van het leven liepen we verder. Aan het pad naar boer Alwies Rolfes stond een oud boerderijtje. Voor het huisje stond een soort van altaartje, ooit voorzien van een crucifix. Thans was het in vergane staat gelijk de boerderij. Het belangrijkste was echter dat het altaartje was voorzien van een jeneverbesstruik. De eer was gered. We gingen snuffelen in de oude boerderij. We vonden nog schoolopgaven die gedateerd waren uit de jaren vijftig van de vorige eeuw. Verder deuren die voorzien waren van de oorspronkelijk grendels en een schouw met beschildering. Een leuk boerderijtje om op te knappen, als er een tiet met geld op je kop valt. Hierna liepen we richting de bijenkorven in het bos tussen de Altarm van de Hase en het grote zandgat. Tussendoor kregen we nog een telefoontje van de schoonfamilie van Yeti. Er zou een boeven op het terrein van Wulf zijn gereden. Dan bel je de Nederlandse schoonzoon. Na het terrein goed gecontroleerd te hebben verlieten we opnieuw het terrein van Wulf. In tussentijd was er geen jeneverbesstruik bijgekomen. Op naar de bijen. De korven waren netjes voorzien van informatie maar het terrein was hermetisch afgesloten. Ooit heeft hier een wetenschapper zich 24 uur naakt aan een boom laten binden om te laten zien dat bijen ongevaarlijk zijn. 24 Uur later troffen ze een slap in de touwen hangende, uitgemergelde en radeloze wetenschapper aan, die jammerend smeekte om verlossing. “Mijn god”, zegt zijn collega, “ze hebben je toch gestoken!?” “Nee, dat niet,” zegt de wetenschapper, “maar de kalfjes zijn al zes keer komen drinken!” De kalfjes zijn inmiddels verdwenen. Een paar tellen later liepen Oei-oei en Yeti over het lege terrein. Het hekwerk was duidelijk niet SusScrofabestendig. De korven waren leeg, daar was geen bij bij. Er was ook geen jeneverbesstruik bij. Die zul je ook niet aantreffen in een donker bos. We liepen verder richting Hase Altarm om via een omtrekkende beweging naar de Kolk te lopen. Wellicht was daar in de wei nog een ree te zien. Toen we daar aankwamen kwam onze voorspelling netjes uit. Tussen de bomen en takken door konden we een tweetal reeën observeren. Ook die eer is gered. We trokken Gross Dorgen binnen en zagen boer Berend met het dak bezig, daar kwamen nieuwe pannen op. Een hele klus gezien het oppervlak van het dak. Op ons kampterrein namen we plaats achter de oranje dekzeil. Hier werden een paar pilsjes genoten. Toen snel naar binnen want het werd verrekte koud. In de Ketel werd het snel gezellig met stemmig licht en…. een plaat vol met warme vette Zweinehacksen. Gegaard in een houtfornuis door de plaatselijke autochtone schoonmoeder ener ons. Snel en behendig werden de botten ontdaan van alles wat eetbaar was. Dit onder luid gesmak, gekreun en geboer. Een half uur later lag het hele zwik te pitten. Werner en dochter Carina kwamen in tussentijd nog even in de Ketel kijken maar troffen een muur aan van walm met daarachter ronkende neuzen. De radio speelde zachtjes op de achtergrond “Wat een techniek hè, zei Carina, “bij FFN draaien ze muziek en ik kan het hier helemaal horen!” “Ja, ongelooflijk,” zei Werner, “en in Braunschweig maken ze Schultenbräu en ik kan het hier ruiken!” Later, tegen negen uur in de avond liepen vier SusScrofa’s in het stikkeduuster verdwaasd rond op de Hasebrucke. Iemand had dit voorgesteld om wakker te worden. Langzaam verdwenen de schellen voor onze de ogen. Een paar tellen later zaten we gezellig in de Ketel Schultenbräutjes te drinken. We bleven maar zitten en leuterden door. Uil zei op gegeven ogenblik dat ie naar bed wilde en vleide zich ten ruste. We bleven maar zitten en leuterden door. Uil werd wakker en kwam weer bij ons zitten. We bleven maar zitten en leuterden door. Uil zei op gegeven ogenblik dat ie naar bed wilde en vleide zich ten ruste. We bleven maar zitten en leuterden door. Deze cycli bleven zich herhalen tot de klok bijna vijf uur in de morgen aanwees. Plotseling hield het geleuter op. We gingen naar bed.
Zondag 23 november 2014.
Iets later dan een paar van ons gewend waren zaten we aan het ontbijt van eieren met spek, kaas en knakworst. Klein Reusiestocht zou gaan naar het altarm aan de andere kant van de Hase. Over een kale landschap deden we in de verte onze eerste observatie van die dag. Een grote groene plant. Er volgde een discussie. Het gevolg was dat de hele meute zich over de lege vlakte naar de groene plant toeliep. Het bleek een koolplant te zijn. Hierop volgde een discussie of het hier kool dan wel kaal was. Bij de SusScrofa´s bleek het gelijk weer eens uitstekend verdeeld. Ieder dacht er genoeg van te hebben. Met een omtrekkende beweging kwamen we terug op de Hase, doorlopen zou zinloos zijn omdat de stroming ons zou meesleuren. Langs de Hase deden we opnieuw een observatie. Tussen de struiken zo´n driehonderd meter verderop stond iets roerloos te zijn. Na de bekende wellus-nietus-discussie moesten we er wel naar toe te lopen. Er bleek een vijfde klep open te staan. De duiker tussen de Hase en de altarm. Ooit gedacht dat dit een ontsnappingsroute uit de hel was. We zagen daar in die dagen namelijk verschillende gerefo’s rondlopen. Waar kwamen zij vandaan? De vliegtuig boven ons kon toentertijd 121 passagiers dragen en vertrok met 120 gerefo’s en 1 katho. Boven Groß Dörgen verloor het vliegtuig haar bodem, iedereen hing met de handen vastgegrepen aan de opbergkastjes. De piloot sprak toen tot zijn passagiers. “Er is overgewicht, 1 iemand zal het vliegtuig moeten verlaten”. De katho antwoordde hierop, “aangezien ik als enigste kathootje hier ben, zal ik me voor jullie krentenkakkers opofferen” ….. Al de gerefo’s klapten toen in hun handen. Thans konden we door de duiker kijken en zagen we de altarm naar ons toe zwaaien. Doorlopen had geen zin. Of hadden geen zin. In ieder geval ontbrak zin. Boven bleven de vliegtuigen sereen het milieu vervuilen. We liepen in prachtige herfstsferen terug naar de Ketel. We namen achter het dekzeil nog een paar Schultenbräutjes en genoten van de prachtige omgeving. Het moest ervan komen, circus Rens werd afgebroken. Doordat we hoofdzakelijk wegwerpborden, -bestek en -bekers hadden gebruikt hoefden we alleen maar weg te werpen. We verlieten voor 2014 definitief het kampterrein en rondden onze Bokweekend 2014 af. Die komt nooit weer. Slechts een chemisch sliertje wegwerp-rook uit de kampvuurplaats verried vervlogen aanwezigheid van gezelligheid, gelach en verbondenheid. Tot Maart 2015. Moed broeders, struikel niet.
Vliegend Hert.
Geef een reactie